首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
文章检索
  按 检索   检索词:      
出版年份:   被引次数:   他引次数: 提示:输入*表示无穷大
  收费全文   264篇
  免费   15篇
林业   10篇
农学   4篇
基础科学   2篇
  39篇
综合类   63篇
农作物   24篇
水产渔业   10篇
畜牧兽医   110篇
园艺   5篇
植物保护   12篇
  2023年   3篇
  2021年   3篇
  2020年   7篇
  2018年   3篇
  2017年   6篇
  2016年   8篇
  2015年   3篇
  2013年   7篇
  2012年   19篇
  2011年   10篇
  2010年   8篇
  2009年   3篇
  2008年   16篇
  2007年   16篇
  2006年   10篇
  2005年   12篇
  2004年   5篇
  2003年   7篇
  2000年   3篇
  1999年   5篇
  1995年   4篇
  1992年   3篇
  1990年   4篇
  1989年   3篇
  1988年   4篇
  1987年   3篇
  1986年   4篇
  1985年   4篇
  1981年   3篇
  1979年   5篇
  1978年   2篇
  1977年   3篇
  1976年   2篇
  1975年   3篇
  1974年   3篇
  1973年   4篇
  1972年   6篇
  1971年   4篇
  1970年   2篇
  1969年   4篇
  1968年   2篇
  1948年   2篇
  1947年   4篇
  1946年   3篇
  1945年   2篇
  1944年   3篇
  1943年   5篇
  1935年   2篇
  1933年   2篇
  1911年   2篇
排序方式: 共有279条查询结果,搜索用时 15 毫秒
1.
Sectional notes     
American Journal of Potato Research -  相似文献   
2.
A granulated formulation of fenbendazole was tested in a total of 23 treated and control, pregnant, parasite-free Beagle bitches experimentally infected with Toxocara canis and Ancylostoma caninum. The drug was administered to each treated bitch once daily in canned dog food at a dosage of 50 mg/kg body weight. Each of 2 treatment regimens tested was initiated on the 40th day of pregnancy. One regimen involved daily treatment continuing through the 14th postpartum day, and it resulted in 89% fewer ascarids and 99% fewer hookworms in pups born to medicated bitches, as compared with pups born to unmedicated controls. The other regimen of treatment, which was stopped on the day of parturition, was less effective in reducing ascarid and hookworm burdens (64% and 88% reductions, respectively). Three to 5 bitches from each of the treatment and control groups were allowed to whelp a 2nd litter without further treatment or further exposure to parasite infections. Hookworm burdens in 2nd-litter pups born of bitches that had initially received fenbendazole through the 14th postpartum day were significantly lower (P < 0.01; 85% reduction), when compared with the 2nd-litter control pups. All other parasite burdens were not significantly different. It was concluded that granulated fenbendazole is effective in reducing burdens of Ancylostoma caninum and Toxocara canis in newborn pups when the bitch is treated during the last third of pregnancy, especially when treatment (50 mg/kg/day) extends from the 40th day of pregnancy through the 14th postpartum day.  相似文献   
3.
Pathogenicity and symptom expression of seventeen described isolates of bean common mosaic virus (BCMV) and five previously unreported isolates were compared on many bean cultivars (Phaseolus vulgaris L.). From these cultivars, a standard set of differentials were assigned to nine groups with different disease reactions. The twenty-two virus isolates comprised seven strain (pathotype) groups, three of which were divided into two subgroups each. To promote international standardization in BCMV research, recommendations are given for test conditions and procedures, criteria for strain differentiation, and maintenance of differential cultivars and virus strains.Samenvatting Zeventien beschreven stammen van het bonerolmozaïekvirus en vijf niet geïdentificeerde isolaten (Tabel 1) werden bestudeerd op een uitgebreide reeks van toetsrassen. De meeste van deze toetsrassen waren in de literatuur als zodanig vermeld, maar door de desbetreffende onderzoekers waren vaak verschillende series toetsrassen gebruikt, hetgeen de onderlinge vergelijking van de stammen bemoeilijkte.De bedoeling van dit onderzoek was: vergelijking en indeling van de virusstammen, samenstelling van een standaard-toetsrassenserie en het ontwerpen en beschrijven van werden zowel in Wageningen als in Prosser, Washington, USA, uitgevoerd met dezelfde virusisolaten en dezelfde zaadmonsters van de toetsrassen.De toetsrassen konden op grond van hun differentiële reacties na inoculatie met de virusstammen worden ingedeeld in negen groepen. De rassen binnen een groep hebben hetzelfde resistentiespectrum t.o.v. een standaardserie virusstammen. Uit elke groep werden op grond van hun geschiktheid (duidelijkheid en reproduceerbaarheid van de symptomen) één of meer vertegenwoordigers gekozen, waaruit een standaardserie van toetsrassen werd samengesteld (Tabel 2).De 22 stammen en isolaten werden op grond van hun pathogeniteitsspectrum t.o.v. de standaardserie van toetsrassen ingedeeld in tien groepen en subgroepen (Tabel 1). De stammen en isolaten binnen een groep of subgroep hebben eenzelfde pathogeniteitsspectrum (Tabellen 4 en 6) en worden op grond daarvan als identiek beschouwd. De differentiële reacties tussen de rassen van de standaardserie en de virusstammen en-isolaten zijn vermeld in de Tabellen 3 en 5. Voorgesteld wordt om de naam van de eerstbeschreven stam van iedere groep te handhaven en de andere stammen in een groep of subgroep op te vatten als isolaten daarvan.De toetsmethodiek wordt uitvoerig beschreven om standaardisatie van de stammenidentificatie te bevorderen. Ter verklaring van de in de literatuur gevonden tegenstrijdigheden in de differentiële reactie van de toetsrassen wordt een negental mogelijke oorzaken genoemd, o.a. het gebruik van planten van toetsrassen die reeds vanuit zaad met een onbekende stam waren besmet en het gebruik van onzuivere virusstammen (mengisolaten).De auteurs stellen zich verantwoordelijk voor het distribueren (op aanvraag) van kleine zaadhoeveelheden van de toetsrassen en, op beperkte schaal, van in zaad aanwezige zuivere virusstammen aan onderzoekers die betrokken zijn bij de identificatie van de stammen van dit virus. Bovendien zal zaad van de standaardserie van toetsrassen worden gedeponeerd in het National Seed Storage Laboratory te Fort Collins, Colorado, USA, terwijl de virusstammen (in zaad) in bewaring worden gegeven bij de American Type Culture Collection te Rockville, Maryland, USA, waar ze beschikbaar zullen blijven voor verder onderzoek.  相似文献   
4.
5.
The veterinary profession is experiencing a shortage of veterinarians, with attrition recognised as a substantial contributor. Research has also indicated increased levels of mental ill health and alarming suicide rates in practitioners. The primary aim of this study was to investigate the impact of eleven modifiable workplace factors on mental health outcomes, job appreciation and intention to leave the veterinary profession. The second aim was to ascertain whether workplace factors influence mental health outcomes after controlling for individual resilience. An online survey was completed by 73 practising Australian veterinarians. Unfavourable workplace factors correlated with adverse outcomes including depression, stress, reduced job appreciation and increased likelihood of leaving both the role and the profession. Workplace factors remained linked with the outcomes of job appreciation, depression and stress whilst controlling for practitioner resilience. Job appreciation was a significant predictor of intention to leave both the current role and the profession. Via multiple linear regression, two categories were identified as associated with improved psychological outcomes and job appreciation. These were workplace factors that represent breaks from workload and control or decision latitude in the workplace. Whilst resilience represents a key area for intervention, workplace factors potentially represent an easier-to-modify area for intervention.  相似文献   
6.
The role of shelter in Australia for protecting soils,plants and livestock   总被引:4,自引:0,他引:4  
The purpose of this review is to examine the current knowledge of the role of trees in providing shelter for pastures, crops, and livestock, for controlling erosion of soils and improving productivity and sustainability of agricultural production in Australia — and the extent to which this knowledge has been applied.Land degradation — tree loss and associated soil salinity, water and wind erosion, soil acidification, soil structural decline and nutrient degradation — is evidence that our primary production systems are not sustainable. We have sought increased production without proper consideration of the ecological context of that system. About half of Victoria's crop and pasture lands are affected or at risk, and in Western Australia about 25% of the cleared agricultural land is wind-eroded and 60% is potentially susceptible, salinity affects 0.43 m ha and half of the divertible surface water is affected by salinity. Similar problems occur in other States. At least 43 m ha or 13% of our rangelands are seriously degraded by wind erosion caused by overgrazing, often coinciding with drought or a run of drier years.Minimum tillage and stubble management for erosion control in cropping has been a major extension and research activity in Australian agriculture. Severe weather, combined with imperfect adoption of appropriate grazing and crop management systems, shows the weakness of complete reliance on these methods of erosion control. An effective system must accommodate the impact of extreme events, which are the most damaging. However, the complementary use of windbreaks to reduce soil erosion is rare, and their establishment has not been promoted, despite the wide-spread adoption of this technology by other countries.In the cropping and higher rainfall grazing areas, the systematic planting of 10% of the land in a net of shelterbelts/timberbelts/clusters could achieve a 50% windspeed reduction; this would substantially improve livestock and pasture production in the short and long-term. Wind erosion could be dramatically reduced and crop production probably increased by the use of windbreaks. Wheat and oat yield at Rutherglen (Victoria), and lupin yield at Esperance (Western Australia), were increased in the sheltered zone by 22% and 47%, and 30%, respectively.In semi-arid and dry temperate areas, planting of 5% of the land to shelter could reduce windspeed by 30–50% and soil loss by up to 80%. This planting would also contribute substantially to achieving other objectives of sustainable agriculture. Agroforestry — particularly timberbelts applications — will be important in the long-term strategy for achieving revegetation. If some of the trees yield a marketable product then the adoption of the system will be more readily achieved.In the arid (pastoral) areas there is an urgent need to promote the ethic that preservation and improvement of the perennial grass and shrub vegetation is critical for the protection of the soil and maintenance of land capability. Control of animal grazing remains the sole means of preventing erosion in much of this zone. While satellite imagery allows us to assess the condition of leasehold lands, we have failed to achieve stocking policies that will halt the degradation of our rangelands.  相似文献   
7.
Growth and survival of juvenile greenlip (39.03 (SD 3.80) mm (n=524)) and blacklip (31.92 (SD 4.19) mm (n=531) abalone were investigated at high dissolved oxygen levels (95–120% saturation) between 17 and 19°C. Abalone were fed the same artificial diet and each species was contained in groups of approximately 30 individuals within triplicate tanks for each of six treatments and were exposed to flow through water adjusted to give experimental conditions for up to 75 days. Blacklip abalone held at 16.9°C and 97% oxygen saturation grew in shell length significantly faster than all other treatments of blacklip abalone held at 19°C, and significantly faster than blacklip abalone maintained at 111% oxygen saturation and 17.5°C. Both temperature and oxygen saturation significantly affected the survival of this species. Blacklip abalone held at 19°C had significantly lower survival for both 96% oxygen saturation and 120% oxygen saturation, compared with blacklip abalone maintained at either 110% oxygen saturation and 19°C, or for any 17°C treatment. No significant differences were noted for greenlip abalone within the range tested in terms of growth rate, food consumption rate or survival, indicating that greenlip abalone tolerated these conditions better than did blacklip abalone.  相似文献   
8.
We tested the hypothesis that luteal function and fertility would be reduced in cattle induced to ovulate prematurely compared with those ovulating spontaneously. Estrus was synchronized in 56 beef cows (24 that were nonlactating and 32 that were nursing calves). At 6.4 +/- 0.1 d after estrus, all follicles > or = 5 mm were aspirated (day of aspiration = d 0) with a 17-gauge needle using the ultrasound-guided transvaginal approach. On d 1.5 and 2, cows were administered 2 luteolytic doses of PGF2alpha. Ovarian structures were monitored by transrectal ultrasonography from d -2 to 12, or ovulation. Emergence of a new follicular wave occurred on d 1.7 +/- 0.1. When the largest follicle of the newly emerged wave was 10 mm in diameter (d 4.8 +/- 0.1), cows were assigned on an alternating basis to receive 100 microg of GnRH (GnRH-10; n = 29) to induce ovulation or, upon detection of spontaneous estrus, to the spontaneous (SPON) treatment (n = 24). Cows were bred by AI at 12 h after GnRH (GnRH-10) or 12 h after the onset of estrus (SPON) as detected using an electronic surveillance system. Blood samples were collected every other day beginning 2 d after ovulation until pregnancy diagnosis 30 d after AI. Ovulation and AI occurred in 29/29 cows in the GnRH-10 and in 24/24 cows in the SPON treatment. Ovulation occurred later (P < 0.05) in the SPON (d 7.7 +/- 0.1) than GnRH-10 (d 6.8 +/- 0.1) treatment. Double ovulations were detected in 47% of cows, resulting in 1.5 +/- 0.1 ovulations per cow. Diameters of the ovulatory and the second ovulatory (in cows with 2 ovulations) follicles were greater (P < 0.05) in the SPON (12.0 +/- 0.3 mm and 10.5 +/- 0.4 mm, respectively) than in the GnRH-10 (10.7 +/- 0.1 mm and 9.2 +/- 0.3 mm) treatment. Cross-sectional areas of luteal tissue and plasma concentrations of progesterone during the midluteal phase were greater (P < 0.05) in the SPON (3.62 +/- 0.2 cm2 and 6.4 +/- 0.3 ng/mL) than in the GnRH-10 (3.0 +/- 0.2 cm2 and 5.4 +/- 0.2 ng/mL) treatment. The conception rate to AI in the SPON (100%) treatment was greater (P < 0.05) than in the GnRH-10 (76%) treatment. The animal model used in this study resulted in unusually high conception rates and double ovulations. In conclusion, premature induction of the LH surge reduced the diameter of ovulatory follicle(s), the luteal function, and the conception rate to AI.  相似文献   
9.
Genetic control of acquired high temperature tolerance in winter wheat   总被引:3,自引:0,他引:3  
Summary The development of high temperature-tolerant wheat (Triticum aestivum L.) germplasm is necessary to improve plant productivity under high-temperature stress environments. The quantification of high temperature tolerance and the characterization of its genetic control are necessary for germplasm enhancement efforts. This study was conducted to determine the genetic control of acquired high temperature tolerance in common bread wheat cultivars. Reduction of 2,3,5-triphenyltetrazolium chloride (TTC) by heat-stressed seedling leaves was used as a quantitative measure to characterize acquired high temperature tolerance. Eleven-day-old seedlings of 20 F1 progeny produced through a complete 5×5 (Payne, Siouxland, Sturdy, TAM W-101, and TAM 108) diallel mating design were acclimated at 37° C for 24 hours, followed by a 2-hour incubation at 50° C. Under these test conditions, acquired high temperature tolerance ranged from a high of 75.7% for the genotype TAM W-101 × TAM 108, to a low of 37.3% for the genotype Payne × Siouxland. Partitioning of genotypic variance revealed that only the general combining ability component effect was statistically highly significant, accounting for 67% of the total genotypic variation. These results suggest that enhancing the level of high temperature tolerance in wheat germplasm is feasible utilizing existing levels of genetic variability and exploiting additive genetic effects associated with high temperature tolerance.Contribution of the Texas Tech College of Agric. Sci. Journal no T-4-386. This work was supported by USDA specific agreement No. 58-7MNI-6-114 from the Plant Stress and Water Conservation Laboratory, USDA-ARS, Lubbock, Texas, USA  相似文献   
10.
Nutrient element concentrations and grain quality were assessed in spring wheat grown under elevated CO2 concentrations and contrasting levels of tropospheric ozone at different nitrogen supply rates at several European sites. Carbon dioxide enrichment proved to affect nutrient concentrations in a complex manner. In green leaves, all elements (with exception of phosphorus and iron) decreased. In contrast, effects on the element composition of grains were restricted to reductions in nitrogen, calcium, sulphur and iron. Ozone exposure resulted in no significant effects on nutrient element concentrations in different tissues in the overall analysis. The nitrogen demand of green tissues was reduced due to CO2 enrichment as shown by reductions in the critical leaf nitrogen concentration and also enhanced nitrogen use efficiency. Reductions in the content of ribulose-bisphosphate carboxylase/oxygenase and repression of the photorespiratory pathway and reduced nitrogen allocation to enzymes driving the photosynthetic carbon oxidation cycle were chiefly responsible for this effect. Thus, nitrogen acquisition by the crop did not match carbon acquisition under CO2 enrichment. Since crop nitrogen uptake from the soil was already completed at anthesis, nitrogen allocated to the grain after anthesis originated from vegetative pools—causing grain nitrogen concentrations to decrease under CO2 enrichment (on average by 15% when CO2 concentrations increased from 360 to 680 μmol mol−1). Correspondingly, grain quality was reduced by CO2 enrichment. The Zeleny value, Hagberg value and dry/wet gluten content decreased significantly with increasing [CO2]. Despite the beneficial impact of CO2 enrichment on growth and yield of C3 cereal crops, declines in flour quality due to reduced nitrogen content are likely in a future, [CO2]-rich world.  相似文献   
设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号