Inoculum density — host response relationships of spring wheat cultivars to infection by Septoria tritici |
| |
Authors: | B. L. Shearer |
| |
Affiliation: | (1) Western Australian Department of Agriculture, Jarrah Road, South Perth, Australia;(2) Present address: Department of Agronomy, Institute of Agriculture, the University of Western Australia, 6009 Nedlands, Australia |
| |
Abstract: | Eightinoculumdensities (ID), increasing in geometric progression from 0.1×105 to 12.8×105 conidia ml–1 ofSeptoria tritici were sprayed onto the leaves of five cultivars ofTriticum aestivum, differing in resistance toS. tritici. Host response to infection byS. tritici, measured as either thelatencyperiod (LPD) orpercentage ofleafarea covered bylesions with pycnidia (PLAL), was significantly linearly correlated with log10ID (r=0.84 to 0.96, with 6 degrees of freedom). As the ID increased from 0.2×105 to 12.8×105 conidia ml–1, LPD decreased by 1 to 2 days for the susceptible and resistant cultivars and by 3 to 5 days for the moderately susceptible cultivars. Within the same ID range, PLAL increased from 73% to 90% for the susceptible cultivar and 2 to 12% for the resistant cultivar. The ID50 value (the number of conidia required for 50% PLAL) calculated from the regression equations relating log10ID to PLAL for each cultivar, ranged from 6.42×103 conidia ml–1 for the susceptible cultivar to 7.13×1013 conidia ml–1 for the resistant cultivar. Estimates of the number of conidia ml–1 required to initiate a lesion (obtained by substituting 1% PLAL into the regression equations relating log10 ID to PLAL) ranged from 16 conidia ml–1 for the susceptible cultivar to 1.0×104 conidia ml–1 for the resistant cultivar. Using the change of PLAL with ID, the restriction of lesion development for each cultivar could be partitioned into that due to host resistance and that due to interaction between lesions. Log10LPD was significantly correlated negatively with PLAL. As a general rule when screening cultivars for resistance toS. tritici, it is advisable to inoculate them with several inoculum densities and to determine the latency period.Samenvatting Sporensuspensies vanSeptoria tritici die in dichtheid (ID) varieerden volgens een geometrische reeks van 0,1 tot 12,8×105 sporen.ml–1, werden gebruikt bij de inoculatie van kiemplanten van vijf cultivars vanTriticum aestivum die verschilden in resistentie tegenS. tritici.De reactie van de waardplanten werd gemeten aan de latentie periode (LPD) en aan het percentage bladoppervlak dat ingenomen werd door vlekken met pycniden (PLAL). Beide grootheden toonden een significante lineaire correlatie met log10ID (r=0,84 tot 0,96 bij 6 vrijheidsgraden). Bij een toename van ID van 0,2×105 tot 12,8×105 sporen.ml–1 nam de lengte van de latentie periode af met 1 tot 2 dagen bij de vatbare en de resistente cultivars, en met 3 tot 5 dagen bij de matig vatbare cultivars (Fig. 2).In hetzelfde traject van inoculumdichtheid nam de PLAL toe van 73 tot 90% bij vatbare cultivars, en van 2 tot 12% bij de resistente cultivars (Fig. 3). De ID50-waarde, het aantal sporen dat nodig is om 50% aantasting te verkrijgen, werd berekend uit de regressievergelijkingen die voor iedere cultivar het verband aangeven tussen log10 ID en het aantastingspercentage (PLAL). Deze waarde varieerde van 6,42×103 sporen per ml voor vatbare tot 7,13×103 sporen per ml voor de resistente cultivars (Tabel 1). Schattingen voor het aantal sporen dat nodig is om een vlek te doen ontstaan werden verkregen door de 1% aantastingswaarde te substitueren in de eerder genoemde regressievergelijkingen. Deze waarden varieerden van 16 sporen.ml–1 voor de vatbare cultivar tot 10000 sporen.ml–1 voor de resistente cultivar (Tabel 1). Via de toename van de aantastingsgraad (PLAL) per eenheid stijging in de inoculumdichtheid kon de remming op de vlekontwikkeling opgesplitst worden in een gedeelte dat toegeschreven werd aan de resistentie van de plant en een gedeelte dat te wijten was aan de interactie tussen de vlekken (Fig. 4 en 5; Tabel 2).Log10 LPD was negatief gecorreleerd met PLAL (Fig. 6). Bij het toetsen van cultivars op resistentie tegenS. tritici zouden sporensuspensies van verschillende dichtheden gebruikt moeten worden en zou de latentie periode, evenals de aantastingsgraad bepaald moeten worden. |
| |
Keywords: | |
本文献已被 SpringerLink 等数据库收录! |
|