Movement and conversion of aldicarb and its oxidation products in potato fields

In Spring, the insecticide and nematicide aldicarb in the granular formulation Temik 10G (supplied by Union Carbide) was broadcast on three potato fields and incorporated by rotary cultivation. Ridges were formed by repeated runs with ridging implements. The soil was sampled in layers of 0.1 m up to 0.8 m depth three to four times during the growing season. Aldicarb itself was almost completely converted on a humic sand soil and two loam soils within one month. During the growing season, its sulphoxide and sulphone, which are toxic and are formed by oxidation, were retained mainly in the top 0.3 m of all three soils. Relatively high concentrations were measured only in the top 0.2 m, indicating limited redistribution by leaching.Low to very low contents were found up to 0.8 m depth especially on one of the loam soils where the highest total rainfall was measured from May to October (328 mm). In a humic sand soil, leaching in the furrow was deepter than below the ridge. At the end of the growing season, the sulphoxide plus sulphone corresponded to a mass fraction of 5.7 to 6.7% of the dosage in the two loam soils and to 17% in the humic sand soil. These residues were mainly concentrated in the centre of the ridges.Samenvatting In het voorjaar werd op drie aardappelvelden het insecticide en nematicide aldicarb als Temik 10G breedwerpig toegediend en met een frees ingewerkt. Ruggen werden opgebouwd door herhaalde bewerkingen met aanaardwerktuigen. Gedurende het groeiseizoen werd de grond drie tot viermaal bemonsterd in laagjes van 0,1 m tot op 0,8 m diepte. Aldicarb zelf was binnen een maand bijna geheel omgezet zowel in een humeuze zandgrond als in twee zavelgronden. Gedurende het groeiseizoen bleven het sulfoxide en het sulfon, welke produkten eveneens toxisch zijn en door oxidatie van aldicarb worden gevormd, voornamelijk in de toplaag van 0,3 m bij alle drie gronden. Relatief hoge concentraties werden alleen gemeten in de bovenste 0,2 m, wat wijst op een beperkte herverdeling door uitspoeling.Lage tot zeer lage gehalten werden tot 0,8 m diepte gevonden, met name in één van de zavelgronden waar ook de grootste hoeveelheid neerslag van mei tot oktober (328 mm) werd gemeten. In een humeuze zandgrond was de uitspoeling in de voor groter dan die beneden de rug. Aan het eind van het groeiseizoen kwam de hoeveelheid resterend sulfoxide plus sulfon in de twee zavelgronden overeen met een massafractie van 5,7 tot 6,7% van de dosering en in de humeuze zandgrond met 17%. Deze residuen waren voor het grootste deel geconcentreerd in het centrum van de ruggen.