首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
相似文献
 共查询到20条相似文献,搜索用时 31 毫秒
1.
Samenvatting en Conclusie Uit de proeven blijkt, dat de Nederlandse aaltjespopulatie op de MecklenburgseS. nigrum zijn volledige levenscyclus kan volbrengen, echter niet op de NederlandseS. nigrum. Bij nader onderzoek bleken deS. nigrum-herkomsten naast pathologische ook morfologische en kiemings-fysiologische verschillen te bezitten; de variëteitsnamen zijn niet met zekerheid vastgesteld. Op grond van deze waarnemingen is het dus waarschijnlijk, dat de tegenstrijdige gegevens uit de literatuur, in elk geval ten dele, een gevolg zijn van het gebruik van verschillende variëteiten vanS. nigrum.Summary A Dutch population ofHeterodera rostochiensis caused full-grown cysts with viable eggs and larvae on the roots of aSolanum nigrum variety from Mecklenburg (Germany), but not on a Dutch variety of this plant species. There were also other physiological differences between the two varieties. Varietal differences may explain the conflicting results in literature concerning suitability ofS. nigrum as a host ofH. rostochiensis.  相似文献   

2.
Differences were observed in spore germination and germ tube penetration of race 60 ofPuccinia striiformis on some wheat varieties. Of the five wheat varieties investigatedTriticum spelta var.album was the most resistant, strongly inhibiting spore germination and retarding germ tube penetration. On the hexaploid wheat varieties the germ tube penetrated through the stomata, whereas on the tetraploid varieties it did so at the junction of two epidermal cells. There was no correlation between density or length of hairs on the leaves and the rate of spore germination and germ tube penetration.Samenvatting Waarnemingen zijn verricht over sporekieming en kiembuispenetratie van fysio 60 vanPuccinia striiformis op vijf tarwevariëteiten. Ten opzichte van de meest vatbare variëteitTriticum dicoccum var.tricoccum gaven de overige variëteiten een duidelijke remming van sporekieming en resistentie tegen kiembuispenetratie te zien (Tabel 1),Triticum spelta var.album toonde zich in beide opzichten het meest resistent. De wijze van penetratie van de kiembuizen verschilde al naar de genetische samenstelling van de onderzochte tarwevariëteiten. Op de drie hexaploïde variëteiten bleek de kiembuis via het huidmondje binnen te dringen (Fig. 2), maar op de twee tetraploïde variëteiten via de wand tussen twee epidermiscellen (Fig. 1).De kiem- en penetratiepercentages bleken niet gecorreleerd te zijn aan dichtheid en lengte van de haren op het blad (Tabel 2).  相似文献   

3.
In a pot experiment the tolerance limit of white clover seedlings toHeteroder a trifolii was 50 eggs per g of soil. In other pot experimentsH. trifolii increased to about 1400 eggs per g of soil without apparent damage to the growth of white clover. White clover maintained a relative density of almost 20 percent in a mixture withLolium perenne at a density ofH. trifolii of 80 to 200 eggs per g of soil. Densities of this nematode in 216 samples from 74 pastures were mostly below 1 egg per g of soil and only very seldom higher than 32 eggs per g of soil. There was a slightly higher frequency of densities over 32 eggs per g of soil in samples from places with a good than from those with a poor stand of white clover. The differences between samples from pastures with good and poor stands and between samples from places with and without clover were very small. The frequency distribution of cysts and eggs in samples from a four year old pasture with a very good stand of white clover was the same as that in the samples from all other pastures. It is therefore concluded that the influence of attack byH. trifolii on the stand of the white clover in the sampled pastures was negligible.
De bevolkingsdichtheid van Heterodera trifoliiin weilanden in Nederland en de betekenis ervan voor de groei van witte klaver
Samenvatting In een potproef was de tolerantiegrens van witte klaver voorH. trifolii gedurende de eerste acht weken na het zaaien ongeveer 50 eieren per g grond. In andere potproeven vermeerderdeH. trifolii zich tot ongeveer 1400 eieren per g grond zonder zichtbare schade te veroorzaken aan witte klaver. Witte klaver handhaafde een dichtheid van ongeveer 20% in een mengsel met Engels raaigras bij een bevolkingsdichtheid vanH. trifolii van 80 tot 200 eieren per g grond. De bevolkingsdichtheden van dit aaltje in ongeveer twee honderd grondmonsters uit 74 weilanden waren meestal minder dan 1 cyste per 50 g grond en 1 ei per g grond en slechts zelden meer dan 32 eieren per g grond. Ze waren wat lager op plaatsen zonder dan op plaatsen met witte klaver en ook op plaatsen met slecht groeiende dan op die met goed groeiende witte klaver. Er was geen verschil tussen weiden met veel en met weinig witte klaver, met uitzondering van een drie jaar oude weide met een zeer dichte stand van witte klaver. Hier werd een wat hogere dichtheid van het aaltje gevonden dan het ge middelde van alle onderzochte weiden. De stand van de witte klaver was in dit weiland ook vier jaar na het zaaien nog zeer goed. De frequentiedistributie van dichtheden van cysten en eieren op plaatsen met en zonder klaver was toen geheel gelijk aan die van alle andere monsters tezamen. Er was dus geen verband tussen deze distributie en de stand van de klaver. Uit de verzamelde gegevens wordt de conclusie getrokken, dat de bevolkingsdichtheden vanH. trifolii in het algemeen te laag zijn om de oorzaak van slechte groei van witte klaver in de onderzochte weilanden te kunnen zijn.
  相似文献   

4.
Conclusie Overzien we de huidige kennis van deze ziekte in vergelijking met hetgeenBanga in 1938 er over kon vermelden dan blijkt dat we nog niet veel verder zijn gekomen wat betreft de oorzaak.Het is nog niet mogelijk een onderstelling omtrent de oorzaak te maken. Er schijnt een verband met de snelheid van de stofwisseling te bestaan en ook met de watervoorziening van de appel. Voorts heeft de omzetting zetmeel-suiker er (iets) mee te maken.Het eenige houvast en aangrijpingspunt voor nader onderzoek is de mogelijkheid om de stip kunstmatig te verwekken. Dit lukte ook zonder eenige chemische behandeling, zooalsWortmann uitvoerde, in het laboratorium te Wilhelminadorp. Langs de weg der beïnvloeding van het optreden zal nu getracht worden de aard van de stipziekte te bestudeeren. Hierbij zullen zuurstofgehalte van de lucht, vochtigheid en temperatuur gevariëerd worden om de invloed van veranderingen in de ademhaling en de verdamping na te gaan.Mochten er onder de lezers personen zijn wier ervaringen niet overeenstemmen met het bovenstaande, dan houdt de schrijver zich gaarne aanbevolen voor inlichtingen.  相似文献   

5.
A contribution to the knowledge of nematophagous species of Verticillium   总被引:3,自引:0,他引:3  
Nine nematophagous species and two varieties ofVerticillium (Verticillium sect.Prostrata), occurring either as parasites of free-living nematodes or as parasites of cysts and eggs, are revised and keyed out.V. catenulatum is reduced to a variety ofV. chlamydosporium A similar fungus is distinguished asV. suchlasporium n. sp. (including a var.catenatum). Spicaria coccospora Drechsler is transferred toVerticillium. All species have been studied in pure culture. Ecological data are reviewed for each species.Samenvatting Negen nematofage soorten en twee variëteiten vanVerticillium (Verticillium sectieProstrata), die óf als parasieten van vrijlevende aaltjes óf als parasieten van cysten en eieren optreden, worden gereviseerd en er wordt een determinatiesleutel van gepresenteerd.V. catenulatum wordt gereduceerd tot een variëteit vanV chlamydosporium. Een hierop lijkende schimmel wordt onderscheiden als.V. suchlasporium n.sp. (incl. een variëteitcatenatum. Spicaria coccospora Drechsler wordt naarVerticillium overgebracht. Alle soorten werden in reincultuur onderzocht. Voor iedere soort worden oecologische gegevens vermeld.  相似文献   

6.
Conclusies Bij de concentratie van organisch kwik (Aaventa), waarbij de larven vanHeterodera rostochiensis niet meer uit de cysten worden gelokt en dus dood zijn, wredenConvallaria-kiemen zeer ernstig beschadigd of gedood, zodat het middel niet bruikbaar is.Het is mogelijk eieren en larven in de cysten te doden door ze in bevroren toestand gedurende lange tijd in contact te houden met lage concentraties nematicide stoffen. De nematiciden blijken evenwel bij de voor de bestrijding bruikbare, lage concentraties onder het vriespunt deConvallaria-kiemen zwaar te beschadigen.Summary A concentration of organic mercury (Aaventa) strong enough to kill the larvae in the cysts ofH. rostochiensis also damaged or killed the lily- of the-valley pips.The cysts can be killed by immersing them, together with the pips, in low concentrations of nematicides and then placing them for several months, in a freeze chamber. However, a treatment of the pips with low concentrations of nematicides followed by storage at low temperatures, useful in controlling the cysts, severely damaged the pips (Tables 2 and 3).Medewerker van de Werkgroep Onderzoek Bestrijding Aardappelcystenaaltje T.N.O.  相似文献   

7.
Samenvatting Bewortelde stekken vanOpuntia exaltata, die geïnfecteerd waren met een virus dat heksenbezemsymptomen veroorzaakt, werden in september 1964 gedurende perioden variërend van één tot vijf uur gedompeld in water van 45°C. Nu, ruim twee jaar na de behandeling, zijn twee van de acht planten, welke vijf uur in warm water verbleven, nog volkomen vrij van symptomen. Dit maakt het waarschijnlijk dat het virus in deze planten inderdaad volledig geïnactiveerd is door de warm-waterbehandeling.  相似文献   

8.
The ability of the green peach aphid,Myzus persicae, to transmit potato leafroll virus after a six-hours' acquisition feeding period on leafroll-diseased plants ofPhysalis floridana, followed by a feeding for different lengths of time on Chinese cabbage (Brassica pekinensis) was determined. Virus transmission was optimally efficient at about the ninth day after aphid birth. If after a one-hour acquisition feeding period on a virus source the aphids were starved for different numbers of days at 4°C, the efficiency increased with increasing starvation periods. Starvation at 4°C prior to the one-hour acquisition feeding period had no effect on the ability to transmit the virus. Starvation of larvae at 4°C did not prevent them completing their larval stage in about 9–10 days when transferred to plants at 20°C.Samenvatting Het vermogen van de groene perzikluis,Myzus persicae, om het aardappelbladrolvirus over te brengen werd gedurende haar leven nagegaan. Daartoe werden pasgeboren luizen zes uur op een bladrolzieke plant vanPhysalis floridana gezet en daarna op Chinese kool. Vervolgens werden de luizen op verschillende tijden gedurende 24 uur getoetst op zaailingen vanP. floridana. Het bleek dat maximale virusoverdracht doorM. persicae plaatsvond op de negende dag na infectie (Fig. 1). Tevens werd gevonden dat het vermogen van virusoverdracht door de luis werd verhoogd wanneer ze na een opneemperiode van 1 uur op een virusbron werden weggezet bij 4°C zonder voedsel. Werden de luizen vóór de opneemperiode van 1 uur op de virusbron weggezet bij 4°C zonder voedsel, dan bleek deze behandeling geen invloed te hebben op de virusoverdracht (Fig. 2, zie*). Een opneemperiode op de virusbron van 4 uur of langer en een verblijf bij 4°C zonder voedsel, had eveneens géén invloed op de virusoverdracht (Tabel 1).  相似文献   

9.
BesideMyzus persicae a dozen other species were found to be vectors of potato virus YN. Eleven other species did not transmit the virus.White Burley tobacco and A6 potato are equally suitable as test plant to monitor the efficency ofRhopalosiphum padi as vector of PVYN, but as PVYN source tobacco is not suitable for this aphid species.Between some aphid species rather large differences exist in retention periods of PVYN. WithR. insertum andAphis fabae transmission after a 1 h starvation period was still 50% of that without starvation. WithPhorodon humuli, M. certus andM. persicae this value was only 15, 30 and 30%, respectively.Samenvatting Van 12 bladluissoorten werd vastgesteld dat zij, evenalsMyzus persicae, vectoren van het aardappelvirus YN (PVYN) zijn. Van 11 andere soorten kon dit niet worden vastgesteld. Nicotiana tabacum cv. White Burley enSolanum tuberosum cv. A6 bleken beide goed bruikbaar als toetsplant voor het vaststellen van de efficiëntie vanRhopalosiphum padi als vector van het PVYN; voor deze bladluissoort is tabak ongeschikt als bron van PVYN.De retentieperiode van het PVYN lijkt bij verschillende bladluissoorten aanzienlijk te variëren. BijRhopalosiphum insertum enAphis fabae bracht één uur vasten na de acquisitie de overbrenging terug tot 50% van die welke zonder vasten werd verkregen. BijPhorodon humuli was de reductie in overbrenging na één uur vasten 85%, bijMyzus certus enM. persicae was deze 70%.  相似文献   

10.
It is confirmed that the pigment-producing and pigment-freePhoma isolates of potato gangrene, known respectively asPhoma foveata andPhoma exigua (=P. solanicola=P. tuberosa), are morphologically indistinguishable. Having regard to the principles of classification in the Deuteromycetes and the reported greater pathogenicity to potato of the pigment-producing isolates it is proposed to designate this type of isolate as a separate variety:Phoma exigua var.foveata comb. nov. In the Netherlands this variety has been found only occasionally.Samenvatting De pigment vormende en pigmentvrijePhoma-isolaties van gangreen bij aardappel, respectievelijk bekend alsPhoma foveata enPhoma exigua (=P. solanicola=P. tuberosa), bleken morfologisch niet te kunnen worden onderscheiden.Het pigmentvrije type (P. exigua) kan behalve van aardappel ook geïsoleerd worden van allerlei andere planten en kan gekarakteriseerd worden als een algemeen in de grond voorkomend organisme. Het pigment vormende type daarentegen is in zijn voorkomen blijkbaar min of meer beperkt tot de aardappel.Uitgaande van het principe dat bij het kunstmatig systeem van de Deuteromycetes (Fungi Imperfecti) de soorten (vorm-soorten) gebaseerd moeten zijn op duidelijke morfologische kenmerken, zijn de beide typen te rekenen tot één en dezelfde soort. Mede vanwege de grotere pathogeniteit, die de pigment vormende stammen ten opzichte van aardappel vertonen, is voorgesteld dit fysiologisch afwijkend type aan te duiden als een aparte variëteit:Phoma exigua var.foveata comb. nov. In Nederland is deze variant tot nu toe slechts incidenteel bij aardappelgangreen aangetroffen.  相似文献   

11.
Radioactivity from quinic acid-U-14C was readily incorporated into chlorogenic acid and shikimic acid in healthy andFusarium-infected tomato plants of two varieties, Bonner Beste (susceptible) and Moneymaker (resistant); radioactively labeled shikimic acid, on the other hand, was converted neither to quinic acid nor to chlorogenic acid.Infection led to increased incorporation of14C inton-butanol extractives, and alcohol-soluble and insoluble esters, except in the resistant variety after feeding of shikimic acid-U-14C. After infection incorporation into the non-hydrolyzable fraction—which a.o. contains lignin—decreased in the susceptible variety, but it increased in the resistant variety, particularly after administration of shikimic acid-U-14C.Samenvatting Radioactief kinazuur werd in gezonde en metFusarium geïnfecteerde tomateplanten behorende tot twee variëteiten, Bonner Beste (vatbaar) en Moneymaker (resistent), in chlorogeenzuur en shikimizuur omgezet; laatstgenoemde verbinding werd echter noch in kinazuur, noch in chlorogeenzuur omgezet.Infectie leidde tot een toegenomen incorporatie van14C in metn-butanol extraheerbare verbindingen, en in alcohol-oplosbare en onoplosbare esters, behalve na toediening van radioactief shikimizuur in de resistente variëteit. Incorporatie in de zg. niethydrolyseerbare fractie, die o.a. lignine bevat, bleek in de vatbare variëteit na infectie geringer te zijn, maar in de resistente variëteit na infectie toe te nemen, vooral na toediening van shikimizuur.  相似文献   

12.
Samenvatting 1. Een methode werd vastgesteld door middel van cultuursoorten om de uitbreidingsvatbaarheid van aardappelknollen voorPhytophthora infestans te bepalen. Het doel is deze methode op nieuwe soorten toe te passen. Er werd gewerkt bij 10° C, de verschillen tusschen de cultuursoorten zijn dan grooter en beter in maten vast te leggen dan bij optimale temperatuur. 2. De tijdsduur, die verloopt tusschen het doorsnijden van de knollen, 5 dagen na de inoculatie, en het optreden van luchtmycelium werd als norm gebruikt. Deze werd in cijfers omgezet en vergeleken met de vatbaarheidscijfers van de Nederlandsche rassenlijst. 3. Drie verschillende typen van necrose, tengevolge van aantasting door de parasiet, werden onderscheiden. 4. In het algemeen is het naveleinde vatbaarder dan de top. 5. Twee isolaties van de schimmel werden gebruikt, die in virulentie verschilden, dit wijst eventueel op het bestaan van verschillende physiologische rassen. Door gebrek aan een goed testsortiment is het nauwkeurig vaststellen hiervan niet mogelijk. 6. De vari?teit, waarop de schimmel gegroeid is, heeft invloed op de zwermsporenontwikkeling. Deze directe werking van de voeding op sterkte en virulentie van het inoculatiemateriaal moet niet verward worden met dezelfde eigenschappen eigen aan een bepaalde Phytophthora-stam.
Method for the determination of the susceptibility of potato tubers to late blight

Laboratorium voor Mycologie en Aardappelonderzoek.  相似文献   

13.
Pretreating with decenylsuccinic acid (DSA) increased numbers of lesions developing whenVicia faba leaflets were inoculated with conidia ofBotrytis fabae. The increase is partly attributed to an effect on conidial germination. More conidia germinated on DSA than on water-prepreated leaflets, an effect associated with greater concentrations of sugars and amino acids in leachates from the former.Samenvatting Eén van de blaadjes van het jongste tweetallige blad van een tuinbouwplant werd voor de inoculatie met conidiën vanBotrytis fabae gedurende 2 uur ondergedompeld in een 3×10–5M decenylbarnsteenzuuroplossing (DSA), het andere blaadje van het bladpaar in gedistilleerd water. Op de met DSA behandelde blaadjes waren 24 uur na de inoculatie meer vlekjes aanwezig dan op de met water behandelde (Tabel 2). Deze verhoging van de vatbaarheid moet voor een deel worden toegeschreven aan een effect op de ontkieming van de conidiën op het blad. Hogere percentages ontkiemde conidiën werden gevonden op de met DSA behandelde blaadjes (Tabel 3). Dit zou het gevolg kunnen zijn van een grotere afgifte van kiemingsbevorderende stoffen door het met DSA behandelde blaadje in vergelijking met een met water behandeld (Tabel 1).  相似文献   

14.
The cortex of the roots of a susceptible and a resistant variety ofBrassica campestris var.rapa infected with sterile resting spores ofPlasmodiophora brassicae from senescent callus was studied at a stage prior to disease symptom development. Electron micrographs show the presence of amoeboid structures within the cortical cells of the susceptible variety 10 days after inoculation. Cell wall perforations, hypertrophied host cell nuclei, nucleoli and broken tonoplasts were frequently found in the susceptible variety. It has been concluded that amoeboid structures of the parasite penetrate the cell wall and disrupt the cortical cells.Electron micrographs of the resistant variety show the presence of zoosporangia with secondary zoospores in the root hairs nine days after inoculation. Two to four days later a large number of dead host cells can be observed in the outer cortical layer of the resistant variety, whereas no apparent changes are found in the inner cortex. The results suggest the occurrence of a hypersensitive host reaction which terminates further growth ofPlasmodiophora brassicae.Samenvatting Kiemplanten van een vatbare en een resistente variëteit vanBrassica campestris var.rapa werden geïnoculeerd met een suspensie van rustsporen vanPlasmodiophora brassicae. De rustsporen waren afkomstig uit verouderd ziek callusweefsel. Elektronenmicroscopisch onderzoek werd verricht aan de cortex van de hoofdwortel van vatbare planten in de periode die vooraf gaat aan de ontwikkeling van ziektesymptomen (10–13 dagen na inoculatie). Tien dagen na inoculatie werden amoebe-achtige structuren in de cortex gevonden (Fig. 1–4). Herhaaldelijk werden gaten in de celwand van de cortex gevonden (Fig. 5). De waardplantkern en kernlichaampje vertoonden een hypertrofische reactie terwijl de tonoplast vaak kapot was (Fig. 3). Deze resultaten vormen een aanwijzing dat de parasiet in de vorm van een amoebe door de celwand dringt en de celinhoud van de cortex verstoort. Dertien dagen na inoculatie werden de eerste secondaire plasmodiën in het binnenste gedeelte van de cortex of in de mergstraalcellen van de hoofdwortel gevonden (Fig. 6). Vanaf dat moment traden de typische knolvoetsymptomen op.Uit elektronen-microscopisch onderzoek van de resistente variëteit bleek dat negen dagen na inoculatie zoösporangien en secondaire zoösporen aanwezig waren in de wortelharen van de zijwortels (Fig. 7–9). Twee tot vier dagen later werden een groot aantal dode waardplantcellen in de buitenste cortexcellen van de hoofdwortel gevonden, terwijl het binnenste gedeelte van de cortex geen veranderingen vertoonde (Fig. 10 en 11). Deze resultaten wijzen er op dat in de resistente variëteit een overgevoeligheidsreactie in de cortex opgetreden is waardoor verdere groei vanPlasmodiophora brassicae verhinderd werd.  相似文献   

15.
The impact of ozone in predisposingPhaseolus vulgaris toBotrytis cinerea has been investigated. One day after 8 h exposures to 0, 120, 180 and 270 g ozone m–3, primary and trifoliate leaves of four bean cultivars were detached and inoculated with conidia suspended in water or in an inorganic phosphate (Pi) solution. Visible ozone injury increased with increasing ozone concentrations in all cultivars. Primary leaves were more sensitive than trifoliate leaves. Conidia suspended in Pi solution caused lesions on healthy leaves, whereas conidia in water did not. Ozone-injured leaves of all cultivars showed lesions byB. cinerea after inoculations in water. The number of lesions was significantly correlated with ozone injury for primary leaves. After Pi inoculations, the number of lesions on the ozone-sensitive cultivars also increased with increasing ozone concentrations. However, the ozone-tolerant cultivar Groffy showed first a decrease in the Pistimulated infection at the lowest ozone dosages. The trifoliate leaves of all cultivars were less predisposed to the fungus than the primary leaves. The results indicate that realistic concentrations of ozone enhance the predisposition of bean leaves toB. cinerea. The rate of enhancement depends on the level of ozone-induced injury which was influenced by cultivar, leaf and ozone concentrations.Samenvatting De invloed van ozon op de vatbaarheid van boon voorBotrytis cinerea werd onderzocht. Een dag na de blootstelling van vier bonecultivars gedurende 8 uur aan 0, 120, 180 en 260 g ozon m–3, werden primaire en drietallige bladeren geïnoculeerd met conidiën in water of in een anorganische fosfaatoplossing (Pi). Zichtbare beschadiging door ozon nam met de concentratie toe in alle cultivars. De primaire bladeren waren gevoeliger dan de drietallige. In tegenstelling tot conidiën in water, verooraakten conidiën in de Pi-oplossing lesies op gezonde bladeren. Bij ozonbeschadiging vertoonden bladeren van alle cultivars lesies doorB. cinerea na inoculatie in water. Voor primaire bladeren was het aantal lesies significant gecorreleard met de bladbeschadiging. Na Pi-inoculatie nam bij de ozongevoelige cultivars het aantal lesies ook toe met de concentratie ozon. Echter, de ozontolerante cultivar Groffy vertoonde eerst een afname in de door Pi gestimuleerde infectie bij de laagste ozonconcentratie. De door ozon verhoogde vatbaarheid van drietallige bladeren was minder dan die van primaire bladeren. De resultaten tonen aan dat realistische concentraties van ozon boon vatbaarder maken voorB. cinerea. Deze stijging in vatbaarheid is afhankelijk van het niveau van de ozonbeschadiging die wordt beïnvloed door cultivar, soort blad en ozonconcentratie.  相似文献   

16.
Lysis and viability of endoconidia ofThielaviopsis basicola artificially introduced into clay loam and sandy soil were microscopically examined at intervals. Most of the endoconidia remained morphologically unchanged in moist clay loam for more than one year, while in moist sandy soil all had disappeared by lysis within 4 months. One percent of the endoconidia that persisted for 15 months in clay loam germinated when tested with V-8 juice. Endoconidia transformed into chlamydosporelike structures when incubated in phosphate buffer solutions supplemented with glucose and asparagine but not in those without these compounds. The significance of these phenomena for the survival of the pathogen in soil is discussed.Samenvatting Kiemkracht en lysis van endoconidia vanThielaviopsis basicola gedurende een incubatieperiode van maximaal 15 maanden in luchtdroge en vochtige klei- en zandgrond werden microscopisch onderzocht. Het merendeel der endoconidiën in luchtdroge en vochtige kleigrond en in luchtdroge zandgrond onderging geen morfologische verandering gedurende de 10 maanden van incubatie, terwijl in vochtige zandgrond alle endoconidiën reeds binnen 4 maanden door lysis waren verdwenen. Eén procent van de endoconidiën bleek na een 15 maanden durende incubatie in vochtige kleigrond nog te kunnen kiemen. Van de endoconidiën die gedurende een verblijf van tween wintermaanden in zandgrond in het veld geen morfologische verandering ondergingen was eveneens nog 1% kiemkrachtig. Deze waarnemingen doen vermoeden, dat endoconidiën mede verantwoordelijk kunnen zijn voor de overleving vanT. basicola in natuurlijke grond. Omvorming van endoconidiën in chlamydospore-achtige structuren werd waargenomen in fosfaatbuffers waaraan glucose en asparagine was toegevoegd, echter niet in fosfaatbuffers zonder deze verbindingen. De vorming van deze structuren in natuurlijke grond kon niet worden aangetoond.  相似文献   

17.
Samenvatting 1. Van verschillende chemische middelen bleek FeCl3 het eenige te zijn, dat in potproeven de schurft sterk deed verminderen. 2. De verschillende typen schurft bij dezelfde aardappelvari?teit worden door verschillendeActinomyces-stammen veroorzaakt. 3. EénActinomyces-stam kan op verschillende aardappelvari?teiten verschillende typen schurft verwekken; het type is specifiek voor iedere vari?teit. 4. EénzelfdeActinomyces-stam kan virulent zijn voor sommige aardappel-vari?teiten, terwijl hij andere vari?teiten in het geheel niet aantast; deze laatste gedragen zich tegenover and ere stammen weer geheel anders. 5. In reincultuur ging de virulentie van vele stammen achteruit, van enkele bleef zij gelijk, bij één ging zij vooruit. 6. Door verblijkf op groeiende, levende aardappelknollen werd de verzwakte virulentie weer versterkt. 7. Het is wenschelijk, om in ons land de invloed van wisselbouw op het optreden van schurft na te gaan.
Investigations on certain Actinomycetes that cause Potato Scab
  相似文献   

18.
Samenvatting Van de in Nederland bij komkommer optredende virusziekten worden het ziektebeeld en de belangrijkste eigenschappen beschreven.Aantasting door komkommervirus 1 vindt voornamelijk plaats bij een nateelt van komkommers. Het virus wordt overgebracht door de groene katoenbladluis (Aphis gossypii Glover) bij het opkweken en tijdens de teelt. De komkommerplanten hebben hiervan ernstiger te lijden naarmate de temperatuur gedurende de incubatieperiode lager is. De planten kunnen dan verwelken en afsterven.Bij de teelt onder glas wordt komkommervirus 2 verreweg het meest aangetroffen. Vers komkommerzaad is een belangrijke infectiebron. Tijdens de bewaring van het zaad loopt het infectievermogen snel achteruit. Toch kan een deel van het op het zaad aanwezige virus gedurende meer dan een half jaar zijn activiteit behouden. De in Nederland veel gebruikte onderstamCucurbita jicifolia kan worden beschouwd als een carriër voor dit virus. Bij het enten kan het virus gemakkelijk worden overgebracht, ook met behulp van besmet sap, dat op het hierbij gebruikte mes is achtergebleven. Er zijn aanwijzingen, dat het virus in de grond kan overblijven.Het optreden van komkommervirus 2 A is veel minder algemeen, hoewel het ziektebeeld veel ernstiger is. De eigenschappen stemmen overeen met die van komkommervirus 2.Het komkommernecrosevirus kan grote schade te weeg brengen aan de teelt, doordat de vruchten van de aangetaste planten onverkoopbaar zijn en de planten soms geheel afsterven. De inactiveringstemperatuur van dit virus bedraagt ruim 80°C gedurende 10 minuten. Een groot aantal waardplanten reageert met plaatselijke necrose op de geïnoculeerde bladeren. Een enkele maal kan tijdelijk een systemisch beeld worden waargenomen, zo b.v. opNicotiana tabacum var. White Burley. In de grond behoudt het virus zijn infectievermogen minstens een half jaar. Aantasting vindt van de grond uit plaats. Zij wordt bevorderd door een lage temperatuur van bodem en lucht. Tijdens een periode van warm, zonnig weer kan algeheel herstel plaats vinden. OpCucurbita ficifolia geënte planten zijn veel minder gevoelig en herstellen gemakkelijker.Summary The symptoms and the properties of the virus diseases occurring on cucumber in Holland, are described in this article. Cucumis virus 1 occurs mainly on cucumbers grown in autumn. It is transmitted byAphis gossypii Glover, both during the propagation period and during the remainder of the season. Cucumber plants suffer most when the temperature during the incubation period is low. The plants may then wilt and die. Cucumis virus 2 is found very frequently in cucumber growing under glass. Freshly harvested seed is an important source of infection. Although the percentage of infection diminishes fairly rapidly with time, the virus in the seeds may retain its activity for more than half a year.Cucurbita ficifolia, used in Holland on a large scale as a root stock for cucumber, is a carrier ofCucumis virus 2. The virus is transmitted very easily during grafting, as well as by cultural measures such as pruning etc. There are indications, also, that the virus may survive in the soil. Cucumis virus 2 A occurs very rarely. The symptoms it causes are more severe than those caused byCucumis virus 2. Its physical properties are the same as those ofCucumis virus 2.Cucumber necrosis virus is the most serious of the viruses affecting cucumber, as the fruits may be badly damaged and the plants sometimes die. This virus is inactivated for the most part by exposure to a temperature of 80°C for 10 minutes. A large number of host plants react with local necrosis on the inoculated leaves. In a few cases systemic symptoms were observed temporarily, e.g. onNicotiana tabacum var. White Burley. In the soil this virus can survive for more than half a year. Infection of the plants takes place from the soil. The disease is favoured by low soil- and air-temperatures. During a period of warm sunny weather complete recovery is possible. Plants grafted onCucurbita ficifolia are less susceptible to an attack of cucumber necrosis virus and if infected frequently recover.  相似文献   

19.
Benomyl is a strong fungistat against certain groups of fungi and it does not have much effect on most plant-parasitic nematodes.Heterodera spp., however, are affected, and the literature indicated a strong effect onHeterodera rostochiensis in the field. Laboratory tests demonstrated that hatching of larvae fromH. rostochiensis cysts is strongly inhibited by benomyl in vitro. In a pot trial, benomyl effectively suppressed formation of new cysts on the roots of potatoes grown in sand, clay soil or lightsandy loam. There was no such effect in soil rich in organic matter probably because of strong adsorption of benomyl. Control ofH. rostochiensis by benomyl in soil could be due to suppressed hatch or to other mechanisms, such as inhibition of larval penetration of roots. In view of its long persistence in the soil and of its various side-effects, benomyl does not seem very promising for practical control ofHeterodera rostochiensis.Samenvatting Benomyl is bekend als een middel met sterk fungistatische eigenschappen ten aanzien van bepaalde groepen schimmels. Het heeft in het algemeen weinig effect op planteparasitaire aaltjes. Cystevormende aaltjes echter, en in het bijzonderHeterodera rostochiensis, zijn, volgens aanwijzingen uit de literatuur gevoeliger voor benomyl.Onder laboratoriumomstandigheden bleek het uitkomen van de larven vanH. rostochiensis uit de cysten sterk door benomyl te worden geremd (Tabel 1 en 2). In een potproef werd door een grondbehandeling met benomyl de vorming van nieuwe cysten op aardappelwortels onderdrukt, afhankelik van de grondsoort (Tabel 3). Naarmate de grond meer organische stof of klei bevat, is het effect minder groot. Bijgebruik van rivierzand trad reeds bij een dosering van ongeveer 1 ppm benomyl een volledige on derdrukking van cystevorming op. Maar bij potgrond (59% organische stof) was er, ook bij een tien maal hogere dosering, geen effect. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of het effect in grond, berust op de remming van het uitkomen van larven uit de cysten, of (ook) op de beïnvloeding van andere aspecten van het parasitair gedrag van dit aaltje, zoals de penetratie in de wortels.Gezien de grote persistentie van benomyl in de grond, en de nevenwerkingen, lijkt het middel minder geschikt voor toepassing in de praktijk.Guest worker of TNO, Netherlands Organization of Applied Scientific Research.  相似文献   

20.
Samenvatting Uit vele veldwaarnemingen is gebleken, dat de eerste symptomen van de dwergziekte bij de frambozenvariëteit Radboud, welke in't Bredase de meest geteelde framboos is, optreden in de tweede zomer en herfst na het planten, wanneer gezond plantgoed gebruikt wordt. Bij entproeven met de variëteiten Norfolk Giant en Radboud werden na vier maanden reeds bij verschillende planten de eerste symptomen waargenomen. Deze entproeven werden uitgevoerd in een onverwarmd warenhuis.Summary Many fieldobservations showed that the first symptoms of Rubus stunt in the raspberry variety Radboud appear in summer and autumn of the second year after planting, if the plantation was started with healthy stock. In grafting Radboud the first symptoms however were observed four months after inoculation by this method.Instituut voor Plantenziektenkundig Onderzoek  相似文献   

设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号