首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
相似文献
 共查询到20条相似文献,搜索用时 31 毫秒
1.
Fluorescence microscopy of cross sections of young twigs from sandal trees, stained with aniline blue, showed a marked difference in fluorescence in the phloem area of healthy and spike-diseased trees. In sections of twigs from healthy trees fluorescence was restricted to the outer zone of the phloem whereas the phloem zone in spike-diseased trees fluoresced over its total area. Older twigs and leaves, but not roots, showed a similar phenomenon. The diagnostic value of this method is discussed.Samenvatting Dwarscoupes van jonge takjes van sandelbomen werden gekleurd met 0,1% anilineblauw en de fluorescentie in ultraviolet licht met de microscoop bestudeerd.Van een spike-zieke sandelboom, die in een aantal takken de symptomen duidelijk vertoonde, werd een aantal monsters genomen (Fig. 1, monsters 1 t/m 5). Deze monsters bestonden uit jonge, groene takjes van een spike-vertonende tak (1), gezond uitziende takken (2, 3 en 4), en uit een ouder, verhout takje van een spike-vertonende tak (5). Tevens werd onderzoek verricht aan een sandelboom, die ongeveer een jaar geleden was geïnfecteerd met de ziekte door middel vanCuscuta, doch die, na het afsterven van enige takken, op het moment van onderzoek geen symptomen meer te zien gaf. Als controle diende een gezonde sandelboom.De monsters 1 (Fig. 2), 2 (Fig. 4), 3 (Fig. 5) en 5 (Fig. 7) vertoonden alle fluorescentie over de gehele breedte van het floëem (Fig. 2B, 4, 5 en 7B) in tegenstelling tot dat van de gezonde boom (Fig. 3 en 8) en monster 4 (een heel jong takje) van de zieke boom (Fig. 6).Takjes van de schijnbaar gezonde boom, die viaCuscuta was geïnfecteerd, vertoonden sterke fluorescentie over de gehele breedte van het floëem (Fig. 9 en 10).Dwarscoupes van bladeren van een gezonde boom (Fig. 11) en van die met spike-symptomen (Fig. 12) vertoonden ook de verschillen in fluorescentie in het floëem van de vaatbundels. In het eerste geval was de fluorescentie weer beperkt tot de buitenste lagen van het floëem (Fig. 11B), terwijl in het tweede geval fluorescentie in het gehele floëem optrad (Fig. 12B).Dwarscoupes van wortels van gezonde en zieke bomen gaven ongeveer dezelfde hoeveelheid fluorescentie in het floëem te zien.De toepassing van fluorescentiemicroscopie biedt perspectieven voor de diagnose van de spike-ziekte, wanneer de sandelboom nog geen uitwendige symptomen vertoont.  相似文献   

2.
In the Netherlands in 1961 three new field races were found ofPuccinia striiformis, the causal fungus of yellow rust on wheat. Two of these, viz. the Falco race and the Opal race, together with the already known Etoile de Choisy race, constitute the so-called Nord-group of races, which is now clearly distinguished from the so-called Rubis-group. Most dangerous and interesting is the third of the new races. This so-called Cleo race proved to be the first to break both resistance to the Nord-group and resistance to the Rubis-group. On wheat seedlings in the greenhouse all three new races behaved like green-house race W(ageningen) 8=B(raunschweig) 55.Samenvatting Er zijn van de schimmelPuccinia striiformis Westend., de veroorzaker van de gele roest van tarwe, in Nederland in 1961 drie nieuwe veldfysio's gevonden. Dit zijn het Falco-fysio, het Opal-fysio en het Cleo-fysio. De eerste twee bleken met het reeds bekende Etoile de Choisy-fysio een groep te vormen, de z.g. Nord-groep, die zich duidelijk onderscheidt van de reeds beter bekende Rubis-groep van fysio's. Eerstgenoemde groep kenmerkt zich o.a. door de aantasting van het tarweras Nord, de laatstgenoemde door de aantasting van Rubis (zie tabel 1). Het belangrijkst en het gevaarlijkst is het Cleo-fysio. Dit bleek voor zover bekend het eerste en enige fysio te zijn dat zowel de resistentie tegen de Rubis-groep als die tegen de Nord-groep doorbreekt. Het heeft zodoende een zeer breed aantastingsspectrum. Van de tarwerassen die voorkomen in de 39ste Nederlandse Rassenlijst voor Landbouwgewassen (1964) zijn de volgende negen rassen vatbaar voor het Cleo-fysio met een aantastingsgraad van 6 tot 9 (Internationale Schaal): Cleo, Cappelle Desprez, Heine's VII, Hector, Stella, Sambo, Mado, Wodan en Jufy I. Bovendien bleek het Cleo-fysio in vergelijking met de andere veldfysio's goed te overwinteren en in 1964 reeds op vele plaatsen in Nederland aanwezig te zijn. Het Cleo-fysio maakt het des te noodzakelijker bij de selectie op resistentie tegen gele roest te werken op een brede genetische basis. Bij toetsing op tarwekiemplanten in de kas gedroegen de drie nieuwe fysio's zich alle als het kasfysio W(ageningen) 8 =B(raunschweig) 55 (zie tabel 2).  相似文献   

3.
Wilting and dying off of young shoots of the second flush of asparagus are typical symptoms of one of the soil-borne diseases of this crop. Fungi could not be isolated from these shoots. A positive correlation was found between an increase of the pF-value of the soil and the occurrence of topwilting.Samenvatting Een van de ziekten van asperge is topverwelking, waarbij de stengeltoppen van jonge scheuten vrij plotseling verwelken, en vervolgens de gehele stengel afsterft. Dit komt vooral voor in jonge stengels van het zogenoemde tweede schot in juli en augustus. Er werd een positieve correlatie gevonden tussen het optreden van dit verschijnsel en het oplopen van de pF curve (Fig. 3). Schimmels konden uit juist verwelkte stengels niet geïsoleerd worden.  相似文献   

4.
Samenvatting Tot voor kort was slechts weinig bekend over de identiteit van de virussen, die verantwoordelijk zijn voor de lepelbladziekte van rode bes en de Eckelraderziekte van kers. Een antiserum werd gemaakt tegen het lepelbladvirus en toetsingen werden uitgevoerd. Het lepelbladvirus bleek een stam van het Schotse raspberry ring spot-virus te zijn. Ook een virus uit Eckelraderzieke kersen bleek met het antiserum tegen lepelbladvirus te reageren. Het antiserum tegen lepelbladvirus reageerde met alle getoetste isolaties van dit virus tot een verdunning van 1/512, doch met een viertal isolaties uit Eckelraderzieke kersen tot een verdunning van slechts 1/128. Hoewel het lepelbladvirus en het virus uit Eckelraderzieke kersen dus duidelijk verwant zijn, bleek, ook uit premunitieproeven, dat er verschillen zijn. De verwantschap tussen het virus uit Eckelraderzieke kersen en het raspberry ring spot-virus is uit verschillende proefresultaten gebleken.Een derde virus, afkomstig uit aardbeiplanten van het ras Red Gauntlet, geïmporteerd uit Schotland, bleek te reageren met een antiserum tegenHarrisons beet ring spot stam van het tomato black ring-virus. Dit antiserum werd verstrekt door Dr.C. H. Cadman, Schotland.  相似文献   

5.
Samenvatting Bij inoculatie van mesofyl protoplasten van cowpea met een zeer infectieuze, gezuiverde suspensie van blackeye cowpea mosaic virus (BlCMV), een potyvirus, kon een infectie niet worden geconstateerd. Wanneer echter de bovenstaande vloeistof, verkregen na centrifugering bij laag toerental van sap van BlCMV-geînfecteerde planten, als inoculum werd gebruikt, dan kon vermeerdering van het virus in de protoplasten worden vastgesteld door middel van infectiositeitsproeven, immunofluorescentie en elektronenmicroscopie. Werd deze bovenstaande vloeistof, ontdaan van zijn infectiositeit, hetzij door bestraling met UV-licht, hetzij door centrifugering bij hoog toerental, en vervolgens gemengd met gezuiverd virus, dan trad er geen infectie van de protoplasten op.  相似文献   

6.
An electronic leaf wetness recorder   总被引:1,自引:0,他引:1  
Samenvatting Gezien het belang van een accurate bladnat-bepalingsmethode voor het onderzoek naar de epidemiologie van een groot aantal schimmelziekten bij planten werd een elektronische m methode ontwikkeld voor het meten van de bladnatperiode aan het blad zelf. Het resultaat was een instrument, waarmee een verandering van het geleidingsvermogen van het blad (door het nat worden) wordt gemeten met op het blad aangebrachte elektroden (Fig. 1 en 2). Het verkregen signaal wordt omgevormd tot een gelijkspanning met een eventueel bij te stellen bereik van ongeveer 2 mV, geschikt voor registratie samen met bijvoorbeeld thermokoppel-signalen. Door het gedeelt van het circuit binnen de stippellijn (Fig. 1) te verveelvoudigen kan op even zovele punten gemeten worden. De curve verkregen met het elektronische instrument (Fig. 3) is vergelijkbaar met die van de De Wit's bladnatschrijver. Bovendien kan het electrisch signaal geheel automatisch verwerkt worden. Een nadere studie is gewenst om de vorm en het niveau van de curve epidemiologisch te interpreteren.  相似文献   

7.
Samenvatting In het voorjaar van 1968 vertoonde een aantal bomen op het onderstammen proefveld te Kraggenburg (N.O.P.) een slechte bladstand. Vóór januari 1969 waren alle bomen van de appelrassen Cox's Orange Pippin, James Grieve en Lombartscalville en één enkel geplante Stark Earliest, alle geënt op onderstam MM 104, afgestorven. Slechts de vijf bomen van het ras Golden Dilicious op MM 104 vertoonden een normale stand. Uit de aangetaste wortels konPhytophthora cactorum geïsoleerd worden. Vermoedelijk heeft het pathogeen door een hoge grondwaterstand gedurende de winter 1967/1968 de kans gekregen de onderstam MM 104 te infecteren. Doordat de vijf Golden Delicious bomen op MM 104 aan het windscherm grensden, waar het relatief droger is, zijn deze waarschijnlijk aan infectie ontsnapt.  相似文献   

8.
A malformation in hyacinths, first observed in recent years, was found to be an effect of uptake by the roots of the herbicide chlorpropham. The risk of this malformation is even present when normal doses of this compound are used for weed killing, especially on sandy soils with very little organic matter and under conditions of shallow planting.Samenvatting De laatste jaren wordt in hyacinten een onbekende afwijking gevonden. In de neus van de bol bevindt zich een grotere of kleinere holte, vandaar de naam holle neuzen (Fig. 1). De bollen zijn niet rond zoals gezonde, maar aan één zijde, naar de bolschijf toe, afgeplat. In de rokken komen op die plaats talloze, glazige vlekjes voor, waardoor het weefsel een crème-achtige kleur heeft. Ernstig beschadigde bollen hebben een krans van klisters (Fig. 1 en 2). In het veld zijn vóór de oogst al afwijkingen in de bol te vinden. Wanneer beschadigde bollen in de herfst opnieuw worden geplant, ontstaan planten met verscheidene spruiten, zgn. bosjesplanten.Het verschijnsel wordt vooral waargenomen op zeer humusarme duinzandgronden (spuittuinen). De meeste klachten over holle neuzen zijn pas de laatste jaren ontvangen, min of meer sedert het ogenblik dat het machinaal planten sterk is toegenomen. In veldproeven en een potproef werd aangetoond, dat deze afwijking een gevolg is van het door de wortels opnemen van het onkruidbestrijdingsmiddel chloorprofam (Tabel 1 en 2). Het middel kan de wortels gemakkelijk bereiken op zeer humusarme grond en ook als de bollen ondiep of onregelmatig zijn geplant, zoals het geval kan zijn bij machinaal planten. De bol komt dan vaak niet met de bolschijf naar beneden gekeerd in de grond terecht. In dat geval groeien de wortels eerst omhoog in plaats van naar beneden, waardoor de kans op een rechtstreeks contact met het gebruikte herbicide sterk toeneemt.  相似文献   

9.
Samenvatting In de literatuur zijn aanwijzingen te vinden, dat in bepaalde gevallen een schimmelaantasting tot staan gebracht kan worden door verhouting van de wanden van een aantal cellagen rondom de infectieplaats.Onderzocht werd of de doorvan Andel (1958) gevonden bescherming van komkommers tegenCladosporium cucumerinum—na toediening van,l-threo--phenylserine—toe te schrijven zou zijn aan een sterkere verhouting van de celwanden. Geconcludeerd werd, dat dit niet het geval is.Door dit onderzoek werd echter de aandacht gevestigd op de mogelijke betekenis van dit mechanisme voor de resistentie van bepaalde komkommerrassen. Om dit na te gaan werden geïnoculeerde en niet geïnoculeerde kiemplanten van het vatbare ras Lange gele Tros en het resistente ras Vios anatomisch onderzocht. Alleen in het geïnoculeerde resistente ras werd verhouting van schorsparenchymcellen waargenomen. Lignine-vorming kan dus inderdaad van belang zijn als mechanisme van actieve resistentie tegen pathogenen.In de laatste jaren zijn enige publikaties verschenen, waaruit blijkt dat de activiteit van het enzym peroxydase, dat de vorming van één van de tussenprodukten bij de vorming van lignine, katalyseert, toeneemt wanneer infectie van de plant optreedt. Het verschil tussen vatbaar en resistent zou in bepaalde gevallen kunnen berusten op het vermogen van de cellen rondom de infectieplaats, om in niet of wel voldoende mate het benodigde substraat te synthetiseren.  相似文献   

10.
Plants of the carnation cultivar Joker, infected with carnation mottle and etched ring viruses, were subjected to a heat treatment at 38°C for 132 days. At intervals lateral shoots were taken and rooted. In some of these shoots carnation mottle virus could no longer be detected, even after repeated indexing onChenopodium amaranticolor. Extension of the duration of the heat treatment resulted in an increase in the percentage of mottle-free plants, but the absolute number decreased owing to deterioration of the plants due to the prolonged heat treatment. A heat treatment of 132 days did not inactivate carnation etched ring virus in the plants.Samenvatting Planten van de anjercultivar Joker, die besmet waren met het carnation mottle —en carnation etched ring — virus, werden gedurende 132 dagen bij een temperatuur van 38°C gehouden. Met tussenpozen werden er scheutjes van de planten afgehaald en beworteld. In een aantal van deze scheutjes bleek het carnation mottle-virus, zelfs na vijfmalige toetsing opChenopodium amaranticolor, niet meer aantoonbaar. Verlenging van de warmtebehandeling gaf een toename van het percentage genezen planten, hoewel het absolute aantal afnam als gevolg van beschadiging door de warm-tebehandeling. Een warmtebehandeling van 132 dagen leverde evenwel geen planten op die vrij waren van het carnation etched ring-virus.Part of this work was carried out during a stay of Mrs. J. Jordanova at the IPO, Wageningen.  相似文献   

11.
Samenvatting Cladosporium fulvum staat bekend om zijn vermogen zich snel aan te passen aan nieuw geïntroduceerde resistentiegenen. Die laatste jaren bleven tomaterassen met C5 resistentie in de praktijk resistent. Deze rassen zijn zelfs resistent tegen het complexe fysio 2.4.5 door het bezit van Cf9 of een ander resistentie-gen. Een fysio 2.4.5.9 trad weliswaar op bij proeven op het IVT (Wageningen), maar werd nooit in de praktijk gevonden.In 1985 werd in Frankrijk het ras Rianto F1 in een praktijkteelt aangetast. Een isolaat vanC. fulvum van dit C5-resistente ras bleek fysio 2.5.9 te zijn. Een deel van de thans bij onderzoek gebruikte resistentiebronnen, zoals Bulgaria no. 1, Japan 74S en Japan 76S, is resistent voor dit nieuwe fysio.Het optreden van dit nieuwe fysio onderstreept de wenselijkheid ten minste twee nieuwe resistentiegenen in nieuwe rassen te gebruiken ter verbetering van de duurzaamheid van de resistentie.  相似文献   

12.
In the latter part of the summers of 1963, 1964 and 1965 the effect of an early inoculation with different strains of tobacco mosaic virus (TMV) upon yield was investigated. All experiments were carried out in the same glasshouse-compartment and with the tomato variety Moneymaker, the plants being grown in plastic pails containing ordinary potting soil. In 1963 a green strain, a distorting strain and a yellow (or aucuba) strain were used, all capable of causing local lesions onNicotiana tabacum White Burley, which reaction is characteristic for the tomato-type of TMV. Since unfavorable conditions affected control plants more than infected plants, the green strain caused no significant loss of yield. Plants infected by this strain yielded only 3% less weight of fruit than the control plants and even had a 12% greater number of fruits. Plants infected by either the distorting or the yellow strain yielded 43 and 65% respectively less weight of fruit and 32 and 48% respectively fewer fruits. In 1964 the same green strain of the tomato-type TMV was compared with a green strain of the tobacco-type TMV, which is characterized by a systemic reaction on White Burley. Plants infected by the tomato-type and tobacco-type green strains ylelded 16 and 21% respectively less weight of fruit than the control plants and 11 and 18% respectively fewer fruits. In 1965 the same green strain of the tomato-type TMV was used and compared with another green strain of the same virus, which in addition caused local lesions onN. glauca, and with a yellow ringspot strain, which showed the tomato-type reaction on White-Burley. Plants infected with these three strains yielded 14, 18 and 17% respectively less weight of fruit than the control plants, but only 2, 6 and 6% respectively fewer fruits. The relatively small reduction in the number of fruits and an appreciable delay of the harvest probably resulted from the fact that the plants in this experiment were inoculated in the seedling stage.Samenvatting In 1963,1964 en 1965 werd in de nazomer het effect van een vroege inoculatie met verschillende stammen van het tabaksmozalekvirus (TMV) op de opbrengst van tomaat nagegaan. Alle proeven werden uitgevoerd in dezelfde kas en met het tomateras Moneymaker; de planten werden opgekweekt in plastic emmers die met gewone potgrond gevuld waren.In 1963 werden een groene stam, een misvormende stam en een gele (of aucuba-)stam gebruikt, welke alle in staat zijn de voor het tomaattype TMV karakteristieke lokale lesies te veroorzaken opNicotiana tabacum White Burley. Aangezien ongunstige omstandigheden de controleplanten nadeliger beinvloedden dan de ge'infecteerde planten, veroorzaakte de groene stam geen duidelijk opbrengstverlies. Planten, die met deze stam geinfecteerd waren, brachten slechts 3% minder aan vruchtgewicht op dan de controleplanten en zelfs 12% meer vruchten. Planten, geïnfecteerd met de misvormende of met de gele stam, brachten respectievelijk 43 en 65% minder aan vruchtgewicht op en respectievelijk 32 en 48% minder vruchten.In 1964 werd dezelfde groene stam van het tomaattype vergeleken met een groene stam van het tabakstype TMV, welke gekarakteriseerd wordt door een systemische reactie op White Burley. Planten, geïnfecteerd met de groene stam van het tomaattype of tabakstype TMV, brachten respectievelijk 16 en 21% minder aan vruchtgewicht op dan de controleplanten en respectievelijk 11 en 18% minder vruchten.In 1965 werd opnieuw dezelfde groene stam van het tomaattype TMV gebruikt en vergeleken met een andere groene stam van hetzelfde virus, welke bovendien lokale necrotische lesies veroorzaakt opN. glauca, en met een gelekringvlekkenstam, welke eveneens de tomaattype-reactie vertoont op White Burley.Planten, welke met een van deze stammen waren geïnfecteerd, brachten respectievelijk 14, 18 en 17% minder aan vruchtgewicht op dan de controleplanten, maar slechts 2, 6 en 6% minder vruchten. De betrekkelijk geringe reductie in het aantal vruchten en een aanzienlijke oogstverlating waren waarschijnlijk het gevolg van het feit dat de planten in deze proef in het kiemplantstadium waren geïnoculeerd.Stationed at the Glasshouse Crops Research and Experiment Station, Naaldwijk.  相似文献   

13.
Depending upon the variety, fruits of plum trees infected with sharka virus may show grooves and pits, red bands and thin red rings and lines. The latter two types of symptom were only found on fruits that become orange, red or purple during ripening. On fruits of trees free from sharka virus these discolorations were never observed and therefore these symptoms are diagnostic for sharka virus. In several varieties the grooves and pits, previously thought to be the main symptom produced by sharka virus on plum fruits, were observed more or less frequently on fruits of trees free from sharka virus. Therefore, this symptom was unreliable for diagnosis of sharka virus under Dutch conditions.Inclusions were present in parenchyma cells of fruits of all varieties, when infected with sharka virus. They may be helpful for diagnosis when external symptoms are not conclusive.Samenvatting De diagnose van de sharkaziekte van de pruim is met behulp van de bladsymptomen goed mogelijk van begin juni tot ongeveer half juli. Daarna zijn de bladsymptomen bij de meeste rassen moeilijk of in het geheel niet meer te vinden. Daarom werd nagegaan in hoeverre vruchtsymptomen bruikbaar zijn voor een betrouwbare diagnose in de zomer.Op vruchten van met het sharkavirus geïnfecteerde bomen werden drie typen symptomen waargenomen (Tabel 1): 1. brede, rood- of paarsachtige bandvormige schilverkleuring, meestal aan een zijde scherp en aan de andere zijde diffuus begrensd (Plaat 2b en 4); 2. dunne, scherp begrensde rood- of paarsachtige lijntjes en kringetjes, vaak op de onderzijde van de vrucht (Plaat 5); 3. onregelmatige lijn- en putvormige inzinkingen, waaronder bruin necrotisch vruchtvles (Plaat 1b, 2b en 3b). Per vrucht kon meer dan een symptoomtype voorkomen. De symptomen verschenen pas 2–4 weken voor de rijping van de vruchten.Zowel de bandvormige verkleuringen als de dunne lijntjes en kringetjes werden waargenomen op vruchten van met het sharkavirus geïnfecteerde bomen van rassen met oranje, rode en paarse vruchten, doch niet op vruchten van rassen met gele of groene vruchten. Deze verkleuringen van de vruchtschil werden niet waargenomen op vruchten van niet mét het sharkavirus geïnfecteerde bomen (Tabel 1 en 2).De lijn- en putvormige inzikingen werden waargenomen op vruchten van verscheidene pruimerassen, zowel met als zonder het sharkavirus (Tabel 1 en 2; Plaat la en b, 2a en b en 3a en b). Bij een aantal rassen bleek dit pseudo-pox (inzinkingen op vruchten van bomen zónder het sharkavirus) vrij algemeen, zoals bij Warwickshire Drooper (Plaat la), Zoete Kwets (Plaat 3a) en incidenteel ook bij Victoria (Plaat 2a) en Early Prolific. De inzinkingen waren veelal alleen zichtbaar op de eerst rijpende vruchten, onafhankelijk van het voorkomen van het sharkavirus. Vruchten met dit symptoom vielen vaak vóór de rijping van de overige vruchten van de boom. De symptoomexpressie was op de vruchten van met het sharkavirus geïnfecteerde bomen vaak heviger dan op vruchten van niet met dit virus geïnfecteerde bomen, terwijl ook een groter aantal vruchten het sympttom toonden. Het is onmogelijk gebleken verschillen aan te geven tussen inzinkingen op vruchten van bomen die al dan niet met het sharkavirus waren geïnfecteerd. Alleen op vruchten van het ras Czar werden nooit inzinkingen gevonden.In de parenchymcellen van rijpende vruchten van sharkazieke bomen van alle onderzochte rassen werden voor het virus karakteristieke insluitsels gevonden. Deze insluitsels ontbraken in vruchten van niet met het sharkavirus geïnfecteerde bomen.Voor de diagnose van sharka kan dus bij rassen met oranje, rood of paars kleurende vruchten gebruik worden gemaakt van de beide typen schilverkleuring. Indien vruchten worden gevonden met inzinkingen, dan kan de aanwezigheid van het sharkavirus alleen worden vastgesteld op grond van andere symptomen op de vruchten en de bladeren, door insluitselonderzoek of door toetsing op indicatorplanten.  相似文献   

14.
Lily symptomless virus (LSV) was readily detected with the enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA) in leaves ofLilium Mid-Century hybrids cvs Enchantment and Destiny andLilium speciosum cv. Brabander. In bulbs of cv. Enchantment LSV could be detected without any additional treatment of the extracts, but for reliable results in cv. Destiny it was necessary to pre-incubate the bulb extracts with cellulase or hemicellulase.Samenvatting In de bladeren van secundair geïnfecteerde planten van de leliecultivars Enchantment, Destiny en Brabander kon LSV met ELISA gemakkelijk worden aangetoond. In bladextracten van Enchantment kon nog ca. 100 ng LSV/ml extract worden teruggevonden. Bij toepassing van de standaard-methode van extraheren (2 g weefsel malen in 4 ml extractiebuffer) kon ook in de bolschubben van Enchantment LSV worden aangetoond; bij Destiny gelukte dat aanzienlijk minder goed. Wijzigingen in de extractie-procedure of een speciale behandeling van het standaard-extract (dialyseren, verhitten tot 50°C etc.) leidde niet tot een betere aantoonbaarheid van het virus met ELISA. Enzymen als hemicellulase, cellulase en pectinase, toegevoegd aan het standaard-extract van bolschubben van Destiny vóór de toetsing (incubatie gedurende 18 h bij kamertemperatuur), verbeteren de aantoonbaarheid van het LSV aanzienlijk.  相似文献   

15.
The prophylactic effect in elm of one treatment with aPseudomonas isolate was monitored in two types of field trials. In one type only natural Dutch elm disease infections were monitored and hence large numbers of trees were necessary due to the low incidence of natural occurring infections. In the other type trees were artificially infected.The large-scale field trials in which only natural infections were monitored, were based on expected annual losses due to Dutch elm disease of approximately 2%. As a result of the Dutch sanitation program, which was based on the prompt removal of every weakened or diseased elm, the actual losses were generally threefold lower. Dutch elm disease incidence was 22–45% lower in the trees treated with aPseudomonas isolate in the year of treatment and the year after. The results of the biocontrol treatment were negatively influenced because on several locations trees were felled that showed initial signs of Dutch elm disease, which probably would have disappeared during the season.The advantage of artificial infections withOphiostoma ulmi was a reproducable development of symptoms and the possibility to maintain diseased trees, at least till the first signs of elm bark beetle breeding. For Commelin elms an increase in symptoms was observed with increasingO. ulmi dose till 3000 conidia per tree; the standard 500 000 conidia used for most experiments was well above this critical value. No decrease in effectiveness of the bacterial pre-treatment was observed with increasingO. ulmi inoculum. Different bacterial treatments suggested that injections at a smaller interval (i.e. more injections per tree) may result in a better prophylactic effect, but the significance of the correlation remained doubtful. A comparison of several elm species and clones showed the importance of the host tree. Prophylaxis as a result of one bacterial treatment was shown repeatedly in Commelin elms; the numbers of trees showing symptoms by the end of the second year were 10 to 85% lower in the bacteria-treated groups in comparison with the controls. Also in one experiment with Belgica elms prophylaxis was observed, resulting in a 84% decrease in the number of trees showing symptoms by the end of the second year after the prophylactic treatment followed by inoculation withO. ulmi. In Vegeta symptom development was only less severe and in field elms (Ulmus carpinifolia) some prophylactic effect was observed in one experiment, but no effect in two others.Samenvatting De mogelijke bescherming tegen de iepeziekte, verkregen door injectie van de boom met bacteriën van het geslachtPseudomonas, werd gemeten in twee soorten experimenten. In het ene soort werden natuurlijke infecties gemeten, waardoor grote proefgroepen nodig waren. In het andere soort werden de iepen kunstmatig geinfecteerd.De grootschalige veldexperimenten waarbij natuurlijke iepeziekte-infecties werden gemeten, waren gebaseerd op een verwachte jaarlijkse uitval van 2%. Als gevolg van de landelijke bestrijdingscampagne bleken de verliezen slechts ongeveer een derde hiervan te zijn. Er kwam minder iepeziekte voor in de metPseudomonas geïnjecteerde bomen in het jaar van injectie en in het jaar daarna. Een storende invloed op de resultaten had het effect dat ook met bacteriën geïnjecteerde bomen soms beginnende symptomen vertonen na infectie metOphiostoma ulmi, symptomen die in de loop van het seizoen soms weer verdwijnen. Als gevolg van de bestrijdingscampagne werden zulke bomen toch geveld.Het voordeel van kunstmatige infecties metO. ulmi was een voorspelbaar verloop van de symptoomontwikkeling en de mogelijkheid om zieke bomen te laten staan tot er iepespintkevers in kwamen. In Commelin iepen bleken de symptomen toe te nemen met een tot 3000 conidiën per boom toenemende dosisO. ulmi. De gebruikelijke 500000 conidiën die in de meeste experimenten werden gebruikt lagen ver boven deze kritische waarde. Er werd geen effect van een toenemende dosisO. ulmi op de effectiviteit van een bacteriebehandeling waargenomen.Uit variaties in de diverse bacteriebehandelingen kwam naar voren dat injecties met een kleinere tussenruimte (dus meer injecties per boom) mogelijk het effect verbeterden, maar de significantie van deze correlatie bleef twijfelachtig.Vergelijken van diverse iepen toont dat soort en kloon type een belangrijke rol speelt bij deze bestrijdingsmethode. Bescherming tegen de iepeziekte als gevolg van een bacteriebehandeling werd diverse malen aangetoond in Commelin iepen; het aantal bomen met iepeziekte-symptomen was aan het eind van het tweede seizoen in de met bacteriën behandelde groepen 10 tot 85 % lager dan in de controlegroepen. Ook in een experiment met Belgica iepen werd een goede bescherming gemeten. In Vegeta werd slechts een verminderde symptoomontwikkeling gemeten en in veldiepen (U. carpinifolia) werd enige bescherming gevonden in één experiment, maar geen effect in twee andere.  相似文献   

16.
A virus disease of cultivated mushrooms in The Netherlands   总被引:3,自引:0,他引:3  
Samenvatting In Nederland treedt een ziekte op in de champignoncultuur, die gelijkenis vertoont met de Die-back disease in Engeland. Uit zieke champignons werden drie soorten virusdeeltjes geïsoleerd: bolvormige met een diameter van 25 m (Fig.2 en 3), respectivelijk 34 m (Fig. 1), en langwerpige deeltjes met afgeronde einden van 19×50 m (Fig. 2).Inoculatie met een celvrij preparaat, waarin naast enige virusdeeltjes van 25 m en 19×50 m voornamelijk deeltjes van 34 m voorkwamen, bracht voor de ziekte karakteristieke symptomen teweeg. Herisolatie van de drie soorten virusdeeltjes uit deze kunstmatig geïnfecteerde culture bleek mogelijk te zijn. Mechanische inoculatie kan een belangrijk hulpmiddel zijn bij het onderzoek naar infectivermogen van de verschillende soorten virusdeeltjes afzonderlijk.  相似文献   

17.
The reaction of two tomato varieties, Moneymaker (susceptible toFusarium) and Fortos (resistant toFusarium) to inoculation withMeloidogyne javanica, M. incognita andFusarium oxysporum f. sp.lycopersici race1 as well as to application of Ethrel (2 chloroethane phosphonic acid)—an ethylene releasing compound—was studied. With Moneymaker, Ethrel reduced wilt symptoms drastically and this was correlated with a reduction in the number of infected vascular bundles in the stem. Height of the stems was increased. Both nematode species counteracted the therapeutic effect of Ethrel by increasing the number of infected vascular bundles. Fortos remained resistant toFusarium in the presence of nematodes and/or Ethrel. Only, a slight tendency toward resistance-breaking by the nematode was observed. In this variety enhancement of the pathogenic effects of the nematodes by Ethrel was evidenced by increased gall size. Histological studies indicated no difference in xylem structure among the various treatments. These results support the evidence that plant growth regulators play a role in the pathogenicity of root-knot nematodes, theFusarium resistance of the plants, and the effect of nematodes on the severity ofFusarium wilt.Samenvatting Bestudeerd werd de reactie, van twee tomatecultivars, Moneymaker (gevoelig voorFusarium) en Fortos (resistent tegenFusarium) op inoculatie metMeloidogyne javanica, M. incognita enFusarium oxysporum f. sp.lycopersici ras 1, en op behandeling met Ethrel (2 chloorethaan fosfonzuur) een verbinding waaruit ethyleen vrijkomt. Bij Moneymaker resulteerde behandeling met Ethrel in een sterke afneming van verwelkingssymptomen gecorreleerd met een vermindering van metFusarium geinfecteerde vaatbundels in de stengel (Fig. 2 en 3) en een grotere lengte van de planten (Fig. 1). Beide aaltjessoorten hadden het omgekeerde effect en verhoogden het aantal metFusarium geïnfecteerde vaatbundels (Fig. 2 en 3).Bij Fortos was er slechts een zeer geringe mate van verlies van resistentie tegenFusarium onder invloed van de aanwezigheid van wortelknobbelaaltjes. Ethrel elimineerde de geringeFusarium infectie geheel. Bij deze cultivar werd het schadelijk effect van de aaltjes duidelijk versterkt door Ethrel in correlatie, met een sterke toeneming van de omvang der gallen (toeneming wortelgewicht, Fig. 4). Ethrel had geen rechtstreeks effect opFusarium in reincultures.Histologische waarnemingen gaven geen aanwijzingen voor het optreden van veranderingen in de structuur van het xyleem (thyllen) onder invloed, van de behandelingen.De resultaten ondersteunen de opvatting dat groeiregulatoren een rol spelen bij de pathogeniteit van wortelknobbelaaltjes, deFusarium-resistentie van de plant, en de invloed van aaltjes op de ontwikkeling van,Fusarium in de plant.  相似文献   

18.
Samenvatting Uit enige infectieproeven met aardappel-S-virus, isolatie Eersteling, blijkt dat planten van het ras Bintje onder kasomstandigheden zeer moeilijk met deze stam zijn te besmetten. Planten van het ras Mentor zijn vatbaarder, maar kunnen slechts in een jong stadium (twee tot vier weken na het poten) worden besmet.  相似文献   

19.
Minute pieces of xylem and other tissues from stems of healthy and fungus-infected plants of two carnation cultivars Novada and Lena were investigated for lignification (lignin/polysaccharide ratios) and lignin composition by means of pyrolysis mass spectrometry and pyrolysis gas chromatography mass spectrometry. This technique proved also very effective for the localization of dianthramide phytoalexins which accumulate in carnation after infection withFusarium oxysporum f.sp.dianthi. The composition of healthy tissues from both cultivars was practically the same. In the resistant cultivar Novada, infection induced a change from guaiacyl-syringyl lignin into a mainly guaiacyl lignin in the gum-occluded parts of the xylem. Considerable amounts of the phenolic amide dianthalexin and of other dianthramide phytoalexins were present in occluded xylem, but not in adjacent phloem, medulla or unoccluded xylem. Xylem from susceptible Lena suffering degradation was characterized by a loss of syringyl groups from the lignin and by demethylation of pectin in an early stage of infection. Small quantities of dianthalexin and other dianthramide phytoalexins were found in Lena when local defense responses (particularly occlusion) had occurred. In both cultivars evidence for degradation of hemicellulose was found.Samenvatting Kleine stukjes xyleem en andere weefsels van de stengels van gezonde en geïnoculeerde planten van een tweetal anjercultivars, Novada en Lena, werden onderzocht op mate van lignificatie (lignine/polysaccharide verhouding) en ligninesamenstelling met behulp van pyrolyse-massaspectrometrie en pyrolyse-gaschromatografie massaspectrometrie. Deze techniek bleek ook bruikbaar voor het localiseren van fytoalexinen van het dianthramide-type, welke in anjer accumuleren na infectie metFusarium oxysporum f.sp.dianthi. De samenstelling van gezonde weefsels was bij beide cultivars praktisch gelijk. Bij de resistente cultivar Novada leidde infectie tot een verandering van guaiacyl-syringyllignine in guaiacyl-lignine in door gommen afgesloten delen van het xyleem. Xyleem met gommen bevatte aanzienlijke hoeveelheden van het fenolamide dianthalexine en van de andere fytoalexinen van het dianthramide type. De fytoalexinen werden niet aangetroffen in aangrenzend floeem, merg of gezond ogend xyleem. Bij de vatbare cultivar Lena trad afbraak van het xyleem op, dat daarbij armer aan syringyllignine werd, terwijl tevens in een vroeg stadium pectine werd gedemethyleerd. In Lena werden slechts kleine hoeveelheden fytoalexinen gevonden, met name bij locaal opgetreden afweerreacties zoals gomvorming. Bij beide cultivars werden aanwijzingen voor afbraak van hemicellulosen gevonden.  相似文献   

20.
Single-ascospore cultures ofCeratocystis ulmi from the progeny of a cross between a culture of compatibility type A from Belford, Massachusetts, U.S.A., and one of type B from Rotterdam, Netherlands, were morphologically heterogeneous and varied widely in virulence towards young elms inoculated in the greenhouse. Some cultures regularly caused typical wilt in callus cuttings ofUlmus hollandica Belgica (susceptible) but none in those ofU. carpinifolia Christine Buisman (resistant). Some cultures cuased wilt in trees of both clones; others in neither. All isolates produced abundant yeast-like cells in liquid culture. All isolated induced typical vascular discoloration except in the terminal inch of twigs. Similar progeny from a cross between cultures of types A and B, both from Naarden, Netherlands, however, were morphologically homogeneous and caused a fairly uniform level of symptoms in young trees ofU. hollandica Belgica (susceptible) and Commelin (moderately resistant), and in seedlings ofU. americana after inoculation in the nursery.Samenvatting Eén-ascosporecultures vanCeratocystis ulmi, verkregen uit de nakomelingen van een kruising tussen een cultuur van het compatibiliteitstype A uit Bedford, Massachusetts, V.S., en een type B uit Rotterdam, Nederland, waren morfologisch heterogeen en vertoonden grote verschillen in virulentie ten opzichte van jonge iepen, die in de kas waren geïnoculeerd. Enkele cultures veroorzaakten bij herhaling een typische verwelking bij callusstekken van de kloonUlmus hollandica Belgica (vatbaar), maar zij brachten geen verwelking teweeg bijUlmus carpinifolia Christine Buisman (resistent). Andere cultures veroorzaakten verwelking bij bomen van beide klonen, weer andere bij geen van beide. In alle gevallen ontstond na inoculatie de typische houtverkleuring, die echter uitbleef in de toppen van de twijgen (ca. 3cm). Alle cultures produceerden in een voedingsvloeistof een overvloed van gistachtige cellen.Eén-ascosporecultures, verkregen uit een kruising tussen de twee compatibiliteitstypen, beide afkomstig uit Naarden, Nederland, waren daarentegen morfologisch homogeen. Zij vertoonden bovendien vrijwel geen verschillen in virulentie na inoculatie in de kwekerij in jonge bomen vanU. hollandica Belgica en Commelin (respectivelijk vatbaar en matig resistent) en in zaailingen vanU. americana (vatbaar).A contribution of the Massachusetts Agricultural Experiment Station.  相似文献   

设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号