首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
相似文献
 共查询到20条相似文献,搜索用时 546 毫秒
1.
Twelve virus isolates from pea, broad bean, red clover and yellow lupin have been compared with the B25 strain of bean yellow mosaic virus (BYMV-B25), the E198 strain of pea mosaic virus (PMV-E198) and the pea necrosis virus (E178), which were described earlier (Bos, 1970).On the basis of host ranges, symptoms and bean and pea varietal reactions most isolates could be classified into three groups, representatives of which did not differ appreciably serologically. These groups were considered to be typicalbean yellow mosaic virus isolates (E212, L1, B25),pea yellow mosaic strain isolates of BYMV (E198, E204, Kow28) andpea necrosis strain isolates of BYMV (E197, E199, E221). From these results and from a survey of literature it is concluded that PMV is only a strain of BYMV.The pea necrosis virus (E178), described earlier as a distinct entity, is still considered a different virus. A severe pea necrosis isolate (Kow14) resembled E178 in many respects and was also more distantly related serologically to the BYMV isolates tested. Four other virus isolates from pea and broad bean (E196, Vf15, Vf18 and Vf30) could not yet be identified. Lettuce mosaic virus (LMV) was found to be serologically rather closely related to BYMV.Results of cross-protection tests were erratic, and particle length measurements were no help in differentiating the strains and viruses studied.Samenvatting Twaalf virusisolaten uit erwt, tuinboon, rode klaver en gele lupine werden vergeleken met de eerder beschreven (Bos, 1970) B25-stam van het bonescherpmozaïekvirus (BYMV), de E198-stam van het erwtemozaïekvirus (PMV) en het erwtenecrosevirus (E178) (Tabel 1).Op grond van waardplantreeksen, symptomen en de reacties van bone- en erwterassen (Tabel 2) konden de meeste isolaten worden ingedeeld in drie groepen, waarvan vertegenwoordigers serologisch niet duidelijk verschilden (Tabel 5). Een groen erwteisolaat (E212) en een met zaad overgaand isolaat uit gele lupine (L1) bleken typische bone-isolaten van hetbonescherpmozaïekvirus, dat duidelijke symptomen veroorzaakt in de meeste bonerassen en groen mozaïek in erwt (Fig. 1A) en tuinboon. InChenopodium amaranticolor geven deze isolaten in tegenstelling tot alle andere getoetste isolaten gewoonlijk systemische symptomen, die met het lupineïsolaat zeer hevig zijn (Fig. 4A).Twee erwtegeelmozaïekisolaten (E198 en E204) en een isolaat uit rode klaver (Kow28), die geelmozaïek in erwt en tuinboon doen ontstaan en slechts milde symptomen in een deel der op het bonescherpmozaïekvirus reagerende bonerassen, werden opgevat als behorend tot deerwtegeelmozaïekstam van het bonescherpmozaïekvirus.Drie erwtenecrose-isolaten (E197, E199, E221), die necrose veroorzaken in erwt (Fig. 3) en tuinboon (Fig. 2) terwijl de bonerassen gewoonlijk overgevoelig bleken, werden beschreven alserwteecrosestammen van het bonescherpmozaïekvirus.De drie voor erwtemozaïek onvatbare erwterassen bleken immuun voor alle isolaten van het bonescherpmozaïekvirus behalve E197, dat een latente systemische infectie gaf in Relonce.Het eerder als een aparte eenheid beschreven erwtenecrosevirus (E178) gedroeg zich ook nu duidelijk verschillend van de bonescherpmozaïekvirusisolaten. Het isolaat Kow14, dat in erwt eveneens ernstige necrose veroorzaakte, leek op E178 in de necrose die werd teweeggebracht in erwt en tuinboon, in de lokale vlekken in komkommerzaadlobben en in het ontbreken van systemische necrose inLupinus angustifolius, maar de meeste bonerassen waren onvatbaar voor Kow14. Het was ook serologisch minder nauw verwant aan de onderzochte bonescherpmozaïekvirusisolaten.Vier andere virusisolaten uit erwt en tuinboon konden nog niet worden geïdentificeerd. Eén ervan (Vf18) vertoonde een unieke latente systemische infectie in alle drie mozaïekonvatbare erwterassen (Tabel 2).Resultaten van de premunitieproeven (Tabel 3) waren wisselvallig en nergens werd een volledige bescherming verkregen. Deeltjeslengtemetingen (Tabel 4) bleken niet van nut bij de onderscheiding van de onderhavige stammen en virussen.Uit de verkregen resultaten en uit een overzicht van de literatuur wordt tenslotte geconcludeerddat het erwtemozaïekvirus opgevat moet worden als een stam van het bonescherpmozaïekvirus. Het laatstgenoemde virus is tamelijk nauw verwant aan het slamozaïekvirus, zoals met een antiserum tegen dit virus werd aangetoond.De variabiliteit van het bonescherpmozaïekvirus en zijn relaties met een groep van nauw verwante virussen wordt verder besproken. Biologische eigenschappen van de onderhavige virussen hoeven niet samen te vallen met de lichamelijke eigenschappen van hun deeltjes, inclusief de serologische. De virussen en hun stammen kunnen gemakkelijk worden onderscheiden met behulp van een beperkte reeks van differentiërende waardplantsoorten (Tabel 6). Een indeling van de betrokken virussen op grond van pathogeniteit is zowel van betekenis om praktische redenen, als voor het verkrijgen van inzicht in hun ontstaan.Guest worker from May through November 1973 as a fellow of the International Agricultural Centre, Wageningen. Research worker of the Institute of Plant Genetics, Polish Academy of Sciences, Pozna, Poland.  相似文献   

2.
Three new legume diseases in The Netherlands are described:Wisteria vein mosaic, pea necrosis, and pea leafroll mosaic. In particle size and morphology and in host reaction the virus isolates resembled bean yellow mosaic virus (BYMV), but they were readily distinguishable in several test plants.In recent years several new legume viruses related to BYMV and bean common mosaic virus have been described. Besides, more and move viruses of the potato virus Y group are proving to be naturally infectious to legumes, e.g. lettuce mosaic virus, beet mosaic virus, watermelon mosaic virus, and even turnip mosaic virus, all of which are somehow related to BYMV. To investigate the nature and degree of these relationships, the virus isolates causing the three new legume diseases were compared with a normal strain of BYMV and with pea mosaic virus, clover yellow vein virus, cowpea aphidborne mosaic virus, two isolates of beet mosaic virus, and lettuce mosaic virus.They were all found to have several hosts and symptoms in common. The differences observed showed a range of gradations only. Unexpectedly, BYMV was found to infect 17 out of 20 non-legumes tested. TheWisteria isolate and lettuce mosaic virus did not produce inclusion bodies, whereas all others did. Often nucleoli were very much enlarged or contained crystals. The pea necrosis isolate produced many nucleoar crystalline needles.Cross-protection tests were of little help in determining mutual relationships.Antisera prepared against theWisteria isolate, the pea necrosis isolate, and BYMV, and an antiserum against bean common mosaic virus, revealed definite relationships, but also substantial differences.By using the electron microscope the three new isolates were indistinguishable from BYMV, whereas the particle lengths of two isolates of beet mosaic virus were considerably shorter. The isolate of pea mosaic virus had much longer (840 m) and more rigid particles.Thus, the more that known viruses are studied in detail, and the more new viruses and strains are described, the more borderlines supposed to exist between the different viruses of a morphological group disappear. The fading away of biological borderlines as described here, throws new light on the intergrading serological relationships between viruses of a morphological group as reported in the literature. Thus, extreme variation of viruses may make it impossible to define a species concept for viruses. Borderlines have to be drawn arbitrarily. The incitants ofWisteria vein mosaic, pea necrosis, and pea leafroll mosaic are here considered different viruses, although closely related to bean yellow mosaic and bean common mosaic viruses.Samenvatting Drie nieuwe in Nederland voorkomende ziekten van vlinderbloemigen worden beschreven, te wetenWisteria-nerfmozaïek, dat vrij algemeen bij de sierplant blauwe regen voorkomt (Fig. 1), erwtenecrose, slechts éénmaal geconstateerd (Fig. 2), en een met zaad overgaand, waarschijnlijk niet zeldzaam erwterolmozaïek (Fig. 3). In deeltjesgrootte en-vorm leken de betrokken virusisolaten op bonescherpmozaïekvirus, maar ze konden in verscheidene toetsplanten gemakkelijk worden onderscheiden.In de laatste jaren zijn talrijke nieuwe virussen van vlinderbloemigen beschreven die verwant zijn aan het bonescherpmozaïekvirus en het bonerolmozaïekvirus (Table 1). Bovendien blijkt dat een toenemend aantal virussen uit de aardappel-Y-virusgroep, zoals slamozaïekvirus, bietemozaïekvirus, watermeloenemozaïekvirus en zelfs een knollemozaïekvirus (turnip mosaic virus), in staat is onder natuurlijke omstandigheden vlinderbloemigen aan te tasten. Op de een of andere wijze zijn al deze virussen verwant aan het bonescherpmozaïekvirus. Om een inzicht te krijgen in de aard en mate van deze verwantschappen zijn de drie nieuw ontdekte isolaten vergeleken met een normale stam van het bonescherpmozaïekvirus en met erwtemozaïekvirus en verder met clover yellow vein virus, cowpea aphid-borne mosaic virus, twee isolaten van het bietemozaïekvirus en slamozaïekvirus (Tabel 2). Ze bleken alle ettelijke waardplanten en symptomen gemeen te hebben (Tabel 3, Fig. 4–14), waaronder erwte- en bonerassen (Tabel 4 en 5). Onderlinge verschillen waren slechts van graduele aard. Talrijke niet-vlinderbloemigen reageerden op de te identificeren isolaten, vooral op het erwtenecrosevirus (o.a. Fig. 13). Geheel onverwacht werd gevonden dat zelfs de normale stam van het bonescherpmozaïekvirus 17 van de 20 getoetste niet-vlinderbloemigen kon infecteren. Met moeite ging het virus lokaal over op biet, en spinazie werd zelfs systemisch geïnfecteerd. Bij nader inzien blijken in de literatuur meer verspreide meldingen van infectie van niet-vlinderbloemigen voor te komen (Tabel 12). De vorming van celinsluitsels en zelfs van vergrotingen van de nucleolus is niet beperkt tot bonescherpmozaïekvirus en tabaks-etsvirus, een andere vertegenwoordiger uit de Y-virusgroep. Ze werden alleen niet gevonden bij hetWisteria-virus en bij slamozaïekvirus. Het erwtenecrosevirus veroorzaakte vergrote en zeer opvallend van talrijke naalden voorziene nucleoli.Gegevens uit de literatuur en uit dit onderzoek over het niet vatbaar zijn van bepaalde plantesoorten zijn van betrekkelijke waarde, omdat de resultaten afhankelijk zijn vanhet ras of type van de getoetste plantesoort en de omstandigheden, alsmede van de kwaliteit van het inoculum en van de combinatie donor-acceptor (virusbrontoetsplant) (Tabel 6).De gevonden verschillen in bestendigheid van het infectievermogen in uitgeperst sap waren voor enkele isolaten slechts gering (Tabel 7). Premunitieproeven bleken nauwelijks te helpen bij het bepalen van onderlinge verwantschappen (Tabel 8 en 12).De in samenwerking met de heer D. Z. Maat bereide antisera tegen de isolaten uitWisteria en necrotische erwt en de normale stam van het bonescherpmozaïekvirus, alsmede een beschikbaar antiserum tegen bonerolmozaïekvirus toonden het bestaan van duidelijke verwantschappen, maar ook van niet geringe verschillen aan (Tabel 9).In de elektronenmicroscoop waren de drie nieuwe virusisolaten niet van bonescherpmozaïekvirus te onderscheiden terwijl beide isolaten van bietemozaïekvirus belangrijk korter waren (Tabel 10). Merkwaardigerwijs had het erwtemozaïekisolaat vrijwel rechte deeltjes van aanzienlijk grotere lengte (840 m).Uit dit onderzoek en uit gegevens uit de literatuur kan worden geconcludeerd dat naarmate de bekende virussen meer in detail worden bestudeerd en meer nieuwe virussen en virustammen worden beschreven de grenzen die men lange tijd veronderstelde te bestaan tussen verschillende virussen van een morfologische groep geleidelijk vervagen. Het hier vooral beschreven vervagen van biologische grenzen werpt nieuw licht op het reeds langer bekende bestaan van graduele serologische verwantschappen tussen virussen van een morfologische groep. Hiermee zitten we midden in het probleem van de variabiliteit van de virussen dat ook geldt voor de meer intrinsieke viruseigenschappen. De laatste zijn overigens ook al van betrekkelijke waarde voor de identificatie van virussen, omdat slechts een deel van de totale hoeveelheid genetische informatie van invloed is op deeltjesvorm, deeltjesgrootte en serologische eigenschappen. Biologische eigenschappen zullen daarom van waarde blijven voor de identificatie van virussen.Virussen schijnen zich overwegend of uitsluitend ongeslachtelijk te vermeerderen of vermeerderd te worden. Daardoor kan iedere mutant, indien ontstaan of terechtgekomen onder selectieve omstandigheden leiden tot een nieuw biotype. Door de enorme variabiliteit der virussen zal het vermoedelijk onmogelijk zijn ooit een soortsbegrip voor virussen te omschrijven. Toch moeten uit praktische overwegingen kunstmatige grenzen worden getrokken. Daar de geconstateerde verschillen tussen de verwekkers van de drie nieuwe ziekten en het bonescherpmozaïekvirus niet onderdoen voor die tussen laatstgenoemd virus en bonerolmozaïekvirus en tussen de nauw aan tabaks-etsvirus verwante virussen, worden de nieuwe verwekkers als aparte virussen beschouwd, hoewel ze onderling en aan het bonescherpmozaïekvirus nauw verwant zijn.  相似文献   

3.
Seven isolates of pea seed-borne mosaic virus (PSbMV) were compared on selectedPisum sativum L. differentials and by microprecipitin and SDS-gel serology and particle length. All isolates were characterized by 750 nm particle-length modes and were closely related serologically, but some were readily distinguished onP. sativum differentials. Isolate distinctions were of the magnitude typical for virus strains. Differentials, diversePisum germplasm from U.S. Plant Introduction accessions, provided a practical means of PSbMV strain differentiation.Samenvatting Tussen 1966 en 1970 zijn in verschillende landen virussen gerapporteerd, die bij erwt met zaad overgaan, maar in verschillende opzichten leken te verschillen. Isolaten uit Japan en de USA bleken serologisch nauw aan elkaar verwant, zo niet identiek te zijn. Daarom werd de internationale naam pea seed-borne mosaic virus voorgesteld. In Nederland was het virus beschreven onder de naam erwterolmozaïekvirus.Zeven isolaten van het virus uit de USA, Japan, Tsjechoslowakije en Nederland zijn nader met elkaar vergeleken in reactie op geselecteerde differentiërende rassen van erwt (Pisum sativum) en op enkele andere plantessorten, en in serologische eigenschappen zowel als in deeltjeslengte.Serologisch waren de isolaten niet van elkaar te onderscheiden, wel echter van het verwante bonescherpmozaïekvirus. De voor alle vormen van het laatste virus onvatbare Perfection-type erwterassen bleken al eerder alle vatbaar te zijn voor het erwterolmozaïekvirus. Ook verschillen de isolaten niet in deeltjeslengte (750 nm).Bij toetsing in zes verschillende over de wereld verspreide laboratoria bleek de reactie van de differentiërende erwterassen te variëren van een snelle, de hele plant dodende necrose (groep I) tot onvatbaarheid (groep V). Ook tussen de virusisolaten bestonden kleine verschillen in reactie. Het Nederlandse isolaat E224 gedroeg zich opvallend mild. Ook in de, directe vergelijkingsproeven op enkele toetsplantesoorten bleken kleine biologische verschillen te bestaan. De geconstateerde verschillen overschrijden echter niet die tussen stammen van eenzelfde virus. Wellicht gaat het bij het optreden van necrose en van zwakke symptomen om genen die het vatbaarheidsgensbm modificeren.Contribution of the U.S. Department of Agriculture, Science and Education Administration, Agricultural Research, in cooperation with the Agricultural Experiment Station, Oregon State University, Corvallis. Technical Paper No. 5192, Oregon Agricultural Experiment Station.Mention of a trademark of proprietary product does not constitute a guarantee or warranty of the product by the U.S. Department of Agriculture and does not imply its approval to the exclusion of other products that may also be suitable.Authors are members of the International Working Group on Legume Viruses.  相似文献   

4.
InNerine sarniensis as well as inN. manselli PVX-type virus particles were detected. The virus ofN. sarniensis could not be transmitted toGomphrena globosa, Chenopodium amaranticolor, andNicotiana clevelandii, and only incidentally toC. quinoa, in which it multiplied poorly. The virus had an average particle length of 541 nm and was serologically distantly related to clover yellow mosaic virus (C1YMV). It will be namedNerine virus X (NVX).The virus ofN. manselli could easily be transmitted toG. globosa, C. amaranticolor, C. quinoa, andN. clevelandii. The average particle length measured was 554 nm. It is serologically distantly related to PVX, and very closely to narcissus mosaic virus (NaMV). It will be considered as a strain of NaMV.With their homologous antisera both viruses could be detected in clarified extracts of leaves and flowers of their respectiveNerine hosts, applying the micro-precipitin test.Samenvatting De teelt vanNerine als snijbloem maakt in Nederland snel opgang. Dit bolgewas vertoont dikwijls symptomen, die aan virusbesmetting doen denken. In twee soorten,Nerine sarniensis enNerine manselli, werden met behulp van de elektronenmicroscoop virusachtige deeltjes aangetroffen, die wat hun lengte betreft overeenkomen met die van virussen behorend tot de aardappelvirus-X-groep.Het virus vanN. sarniensis kon niet mechanisch worden overgebracht naarGomphrena globosa, Chenopodium amaranticolor enNicotiana clevelandii en slechts met moeite naarC. quinoa, waarin het zich echter slecht vermeerderde. Ook kon het worden aangetoond in enkele zaailingen vanNerine bowdenii, die vier maanden tevoren met een gezuiverd preparaat van het virus waren geïnoculeerd. Serologisch verschilde dit virus duidelijk van het aardappelvirus X (PVX), het aardappelaucubamozaïekvirus, het witte-klavermozaïekvirus, het papajamozaïekvirus, het cactusvirus X, hetCymbidium-mozaïekvirus en het narcissemozaïekvirus (NaMV), terwijl het slechts een geringe verwantschap vertoont met het klaverscherpmozaïekvirus (Tabel 1). Voor het virus werd een gemiddelde deeltjeslengte van 541 nm gemeten (Tabel 2; Fig. 1.) Waarschijnlijk is het een nieuw virus, behorend tot de aardappelvirus-X-groep. Het wordt nuNerine-virus X genoemd.Het virus uitN. manselli bleek vrij gemakkelijk (met behulp van gezuiverde preparaten) over te brengen naarG. globosa, C. amaranticolor, C. quinoa enN. clevelandii.Serologisch bleek dit virus nauw verwant aan het NaMV, terwijl ook een geringe verwantschap met het PVX werd gevonden (Tabel 1). De gemiddelde deeltjeslengte was 554 nm (Tabel 2). Dit virus wordt beschouwd als een stam van het NaMV.Beide virussen konden met hun eigen antisera worden aangetoond in geklaarde blad- en bloemextracten vanNerine met behulp van de micro-precipitatietoets.  相似文献   

5.
Bean yellow mosaic virus, pea mosaic virus, lettuce mosaic virus, and potato virus YN were purified by homogenizing and clarifying infected leaves in a mixture of 0.1 M tris-thioglycollic acid buffer pH 9, carbon tetrachloride and chloroform, followed by differential centrifuging applying moderate centrifugal forces.Samenvatting Het bonescherpmozaïekvirus B25, het erwtemozaïekvirus E198, het slamozaïekvirus en het aardappelvirus YN konden worden gezuiverd door geïnfecteerde bladeren te vermalen in een mengsel van 0,1 M tris-thioglycolzuur pH 9, tetrachloorkoolstof en chloroform, en de geklaarde suspensie vervolgens differentiëel te centrifugeren bij matige centrifugaalkrachten.  相似文献   

6.
From bean plants (Phaseolus vulgaris) grown near Valencia, Spain, a virus was isolated that is easily transmitted by sap and by leaf contact to beans and 23 of 37 other plant species tested. In most species symptoms were mild or absent. Symptoms in bean could be easily confused with those of bean common mosaic virus, but were usually mild and diseased plants often recovered. All bean cultivars tested were susceptible. One of twelve varieties investigated showed 7% seed transmission. Seed remained infective after 27 months of storage. Two antisera (titre 64) were prepared against purified, formalin-treated virus. Serologically the virus was found to be closely related to normal cucumber mosaic virus and hardly or not to the chrysanthemum aspermy virus. This shows that it differs from peanut stunt virus which is known to cause a severe disease in beans in the USA.Partial masking of symptoms, high infectivity, wide host range and seed transmission make the virus potentially important to bean cultivation.Samenvatting Uit boneplanten, geteeld in de buurt van Valencia, Spanje, werd een virus geïsoleerd dat met sap gemakkelijk overgaat op bonen en 23 andere van de 37 getoetste plantesoorten (Tabel 1). In de meeste soorten waren de symptomen zwak of zelfs afwezig.De verschijnselen in boon konden gemakkelijk worden verward met die van het bonerolmozaïekvirus (Fig. 1), maar ze waren meestal zwak, terwijl de geïnfecteerde planten zich doorgaans min of meer herstelden. Alle 26 getoetste bonerassen (o.a. Tabel 2) bleken vatbaar te zijn.Bij boon ging het virus door aanraking met de vingers of aan een doekje over, ook wanneer na aanraking van de zieke plant 5 minuten werd gewacht alvorens een gezonde aan te raken. Na 15 minuten wachten kon evenwel geen virusoverdracht meer worden aangetoond. Door wassen met alleen water, of met water en zeep, bleken de handen gemakkelijk van virus te reinigen. In één van de 12 hierop onderzochte bonerassen bleek het virus met zaad over te gaan (7%). Het zaad was nog geïnfecteerd toen het opnieuw werd getoetst na bewaring gedurende 27 maanden.De verdunningsgrens van het virus lag bij 100.000, de inactiveringstemperatuur bij ongeveer 60°C en de houdbaarheid in vitro bij 24 uur.InNicotiana glutinosa beschermde het virus tegen latere infectie met de gele stam van het komkommermozaïekvirus.In hakselpreparaten van geïnfecteerde planten waren de virusdeeltjes slechts met moeite aantoonbaar (Fig. 2). Gezuiverde, met formaline behandelde preparaten bleken echter veel, ongeveer 30 nm grote deeltjes te bevatten (Fig. 3).Tegen gedeeltelijk gezuiverde, met formaline gefixeerde preparaten werden twee antisera met een titer van 64 gemaakt. Serologisch bleek het virus nauw verwant te zijn aan het normale komkommermozaïekvirus en nauwelijks of niet aan het chrysante-aspermievirus (Tabel 3). Het verschilt daarom van het peanut stunt virus, waarvan bekend is dat het in de USA een ernstige ziekte in boon kan veroorzaken.Gedeeltelijke symptoommaskering, hoog infectievermogen, uitgebreide waard-plantenreeks en overgang met zaad doen het virus voor de boneteelt van potentiële betekenis zijn.  相似文献   

7.
A modified simple staining technique readily demonstrated inclusion bodies in cytoplasm and nucleoli. Large amounts of cytoplasmic granular inclusions and abnormal nucleoli were observed with bean yellow mosaic virus. One isolate caused nucleoli to sprout like yeast. With a related pea virus nucleoli were much enlarged and usually covered with radiating crystalline needles. Inclusions produced by clover yellow vein virus were like those of bean yellow mosaic virus but nucleoli were very much enlarged. With beet mosaic virus, granular cytoplasmic inclusions and enlarged and sprouting nucleoli were observed.Samenvatting Uit de literatuur blijkt van een toenemend aantal virussen uit de aardappel-Y-virusgroep dat ze in staat zijn insluitsels in het cytoplasma te veroorzaken. Tot dusver waren het tabaksetsvirus en het scherpmozaïekvirus van boon de enige plantevirussen waarvan bekend was dat ze microscopisch zichtbare kerninsluitsels doen ontstaan.Met een iets gewijzigde, zeer eenvoudige kleurmethode werden bij aantasting door scherpmozaïekvirus gemakkelijk en snel de grote hoeveelheden, uit de literatuur bekende, meestal korrelige, onregelmatig gevormde celinsluitsels in het cytoplasma van enkele plantesoorten gevonden. Bovendien waren de nucleoli meestal hoekig vergroot. Bij inoculatie met enkele isolaten van dit virus uit erwt leken de kernen echter normaal. Met twee andere werden soms kleine kristalletjes in de nucleolus aangetroffen of sproten de nucleoli gistachtig (Fig. 1).Een nog niet beschreven, maar verwant virus uit necrotische erwten deed slechts zelden granulaire insluitsels ontstaan, terwijl daarentegen de nucleoli sterk vergroot waren en dan meestal voorzien van merkwaardige, nog niet eerder in de literatuur vermelde uitstralende kristalnaalden (Fig. 2).De celinsluitsels veroorzaakt door clover yellow vein virus leken sterk op die ontstaan door infectie met het scherpmozaïekvirus van boon, maar de nucleoli waren zeer sterk vergroot (Fig. 3). Ook door het bietemozaïekvirus ontstonden granulaire insluitsels en sterk vergrote en vaak spruitende nucleoli (Fig. 4).  相似文献   

8.
The buoyant densities of bean yellow mosaic virus (BYMV) B25, pea mosaic virus (PMV) E198, lettuce mosaic virus (LMV), and potato virus YN (PVYN) were 1.318, 1.321, 1.330, and 1.326 g/ml, respectively. Their S values were 143, 140, 143, and 145 S. The particle morphology of BYMV B25, PMV E198, and LMV could reversibly be changed by magnesium ions. PVYN particles were broken in the presence of magnesium ions. The molecular weight of the coat protein subunit of the four viruses was 34,000 daltons. In many preparations also a 28,000 daltons component was present. This must be considered to be a breakdown product, derived from the 34,000 daltons component by proteolytic activity.Samenvatting De zweefdichtheden van het bonescherpmozaiekvirus (BYMV) B25, het erwtemozaiekvirus (PMV) E198, het slamozaïekvirus (LMV) en het aardappelvirus YN (PVYN) bedroegen respectievelijk 1,318, 1,321, 1,330 en 1,326 g/ml. Hun sedimentatiecoëfficiënten waren 143, 140, 143 en 145 S. De deeltjesvorm van BYMV B25, PMV E198 en LMV kon reversibel worden veranderd door toevoeging en verwijdering van magnesium-ionen. Deze induceerden het optreden van breuken in de deeltjes van PVYN. Het molecuulgewicht van de manteleiwiteenheid van de vier virussen bedroeg 34.000 daltons. In veel preparaten was bovendien een component van 28.000 daltons aanwezig. Deze moet worden beschouwd, als een proteolytisch afbraakprodukt dat ontstaat uit de component van 34.000 daltons.  相似文献   

9.
The properties of two isolates of cowpea mosaic virus (CPMV), previously considered representing the yellow and the severe strains of CPMV are compared. The two isolates characteristically differ in host range, type of symptoms produced, serology, the ratio of the virus components as shown by the sedimentation pattern, and in thermal inactivation.Based on these differences, and earlier experiences on the genetic relationship among the two types of virus isolates, the severe and yellow strain isolates of CPMV, the authors tent to distinguish these as two different viruses. both members of the cowpea mosaic virus group.In view of taxonomical complications however, the two viruses may be kept together for the time being as two considerably differing strains of one virus.Samenvatting Agrawal (1964) heeft de eingenschappen van vijf verschillende isolaten van het cowpea-mozaïekvirus (CPMV) vergeleken en onderscheidde twee stammen: een gele, waartoe de isolaten Nig en Sb behoren en een severe, waartoe de isolaten Vu, Vs en Trinidad behoren.Nader onderzoek is verricht over het isolaat Nigeria (Nig) en het isolaat Vs, afkomstig uit Suriname, als vertegenwoordigers vas respectievelijk de gele en de severe stam.Het onderzoek toonde aan dat beide isolaten in waardplantenreeks, op een enkel karakteristiek verschil na sterk overeenkomen, maar dat de aard van symptomen op de meeste plantesoorten verschilt (Tabel 1). Onderzoek op de aanwezigheid van insluitsels in epidermisstrips van geïnfecteerde bladeren bracht géén verschil aan het licht tussen de twee isolaten. Bij iedere positieve reactie werd voor het isolaat Nig zowel als voor het isolaat Vs dezelfde amorfe structuren gevonden, die steeds tegen of rondom de kern lagen (Fig. 3).De serologische verwantschap tusen Nig en Vs is erg zwak. Beide hebben een sterke eigen, geheel verschillende, virus-specifieke antigene structuur. Een tweede antigene structuur is verantwoordelijk voor de geringe verwantschap (Fig. 1). Bij het bekijken van de sedimentatiepatronen in de analytische ultracentrifuge bleek dat de verhouding van midden- tot bodemcomponent voor Vs veel groter is dan voor Nig (Fig. 2).Het isolaat Vs bleek na 10 minuten verhitting bij 75°C niet meer tot infectie in staat te zin, terwijl Nig bij 80°C nog een goede infectie geeft.Op grond van deze verschillen en op grond van eerder gedaan onderzoek waarbij de genetische verwantschap van de twee isolaten is bestudeerd aan de hand van een vergelijking van de nucleotidenvolgorde van de beide RNA's met behulp van moleculaire hybridisatie (Van Kammen en Rezelman, 1972), ein met infactionsitetisproeven met mengsels van componenten van beide typen isolate (Van Kammen, 1968), lijkt het nauwelijks verantwoord de twee groepen isolaten van cowpea mozaïekvirus te blijven beschouwen als stammen van één virus.Wanneer echter op dit moment van de twee groepen virusisolaten twee verschillende virussen gemaakt worden, zou dat zeer vervelende nomenclatuur-problemen met zich meebrengen. Om zuiver praktische redenen kunnen de isolaten voorlopig beter nog als twee (zij het zeer verschillende) stammen van één virus beschouwd worden.Het lijkt echtet van groot belang om de betekenis die moleculaire hybridisatie kan hebben voor de classificatie van plantevirussen, nader uit te werken. Hetzelfde geldt voor de betekenis van kruisingsexperimenten, die gedaan kunnen worden met plantevirussen met een verdeeld genoom, waarvan de virussen van de cowpea mozaïekvirusgroep een voorbeeld zijn.  相似文献   

10.
The ribosome and virus contents in potato virus X-infected tobacco plants was determined chromatographically. The data were compared with those obtained from measurements of ribosome concentrations in healthy plants of the same age. Bean plants with white clover mosaic virus, and potato and tobacco plants with potato virus X, and tobacco mosaic virus alone and in complex, were similarly tested.The ribosome content of healthy bean plants was about ten times that of healthy tobacco plants, and of healthy potato plants about 2.5 times that of tobacco plants.Potato virus X induced a larger increase in ribosome content in tobacco plants than in potato plants. White clover mosaic virus had almost no influence on the ribosome level in bean plants.During senescence the increase in ribosome and virus contents induced by virus infection declined. In seven-week-old tobacco plants and ten-week-old potato plants the quantity of ribosomes remained constant. Tobacco mosaic virus reduced the increase of ribosome content caused by potato virus X.Samenvatting Het gehalte aan ribosomen en virus van tabaksplanten van verschillende leeftijden, geïnoculeerd met aardappelvirus-X werd chromatografisch bepaald en vergeleken met op overeenkomstige wijze bepaalde ribosoomgehalten van even oude gezonde planten. Dezelfde analysen werden uitgevoerd met boneplanten, geïnoculeerd met witte-klavermozaïekvirus, en met aardappelplanten en tabaksplanten, geïnoculeerd met aardappelvirus-X en tabaksmozaïekvirus zowel afzonderlijk als in complex.Het ribosoomgehalte van gezonde boneplanten bleek meer dan tien keer zo hoog als dat van gezonde tabaksplanten (Tabel 1) en van aardappelplanten ongeveer 2,5× zo hoog als dat van gezonde tabaksplanten (Tabel 2).Aardappelvirus-X had een verhoging van het ribosoomgehalte bij tabak tot gevolg (Tabel 1). Bij aardappel was deze verhoging geringer (Tabel 2). Witte-klavermozaiekvirus verhoogde het ribosoomgehalte bij bonen nauwelijks (Tabel 1).Bij veroudering nam de verhoging door virusinfectie sterk af. Bij tabak van zeven weken oud was geen verhoging merkbaar. Bij aardappel trad de verhoging niet meer op, wanneer de planten tien weken oud waren (Tabel 2).Tabaksmozaïekvirus verminderde de verhoging van het ribosoomgehalte dat door aardappelvirus-X werd veroorzaakt (Tabel 4).  相似文献   

11.
A slightly modified procedure for purifying pea enation mosaic virus (PEMV) is described. Essential features are the adding of Mg++ ions to the extraction buffer and the use of polyethylene glycol for concentrating the virus; Mg++ ions seem to protect virus infectivity. Both components of PEMV were found to be infectious. The infectivity of each component in its band on a sucrose gradient was directly proportional to its optical density. The infectivity was not enhanced when both components were simultaneously inoculated ontoChenopodium album. It is concluded that each component carries a complete genome of the virus.Samenvatting Een methode, die was beschreven om erwte-enatiemozaïekvirus (PEMV) te zuiveren, werd gewijzigd. De toevoeging van Mg++-ionen bleek gunstig te zijn voor de zuiverheid van het preparaat en voor de infectiositeit van het virus. Het virus kan met polyethyleenglycol worden geconcentreerd zonder dat NaCl behoeft te worden toegevoegd.Gezuiverde preparaten van PEMV bestaan uit twee componenten met sedimentatiecoëfficienten van 107 en 96 S (Fig. 1). Beide componenten bleken na zuivering infectieus te zijn (Tabel 4). Bij scheiding van de componenten op een suikergradiënt waren de optische dichtheid en de infectiositeit van beide componenten op gelijke wijze over de gevormde zones verdeeld (Fig. 2). Bovendien bleek dat de infectiositeit van beide componenten niet kon worden verhoogd door toevoeging van de een aan de ander (Tabel 5).Wanneer het virus op een CsCl-gradiënt werd gecentrifugeerd werd alleen de bodemcomponent teruggevonden. Deze bleek infectieus te zijn. De topcomponent wordt waarschijnlijk vernietigd door CsCl.In de agargeldiffusietoets bleek het virus-antigeen homogeen te zijn. Het virus viel in twee componenten uiteen bij immuno-elektroforese. Mogelijk is dit te verklaren door het bestaan van twee centrifugale componenten.The senior author was a visiting research worker from March 1965 till May 1967.  相似文献   

12.
A virus contaminating a culture of pea enation mosaic virus was isolated and studied. The virus, tentatively named pea symptomless virus (PSV), was not aphid-borne but was readily transmitted by sap inoculation of Amaranthaceae, Chenopodiaceae and Leguminosae. Purified preparations of PSV contained isometric particles 26 nm in diameter, which sedimented as three components with sedimentation coefficients of 55, 94 and 118S, respectively, and contained ribonucleic acid with a molar base content of G 22%, A 26%, C 17%, U 34%.PSV is a member of the cowpea mosaic group of plant viruses, is closely related to red clover mottle broad bean stain, and pea green mottle viruses, and protects plants against infection with red clover mottle virus. PSV, the viruses of broad bean stain, red clover mottle and pea green mottle, and possibly MF-virus, probably constitute a subgroup of the cowpea mosaic virus group and may even considered to be members of a single virus species.Samenvatting Een virus dat als verontreiniging voorkwam in een cultuur van het erwte-enatiemozaïekvirus werd geïsoleerd en bestudeerd. Het virus dat voorlopig met de naam pea symptomless virus (PSV) wordt aangeduid, gaat met sap over en wordt niet door de bladluizenMyzus persicae enAcyrthosiphon pisum overgedragen.Plantesoorten uit de families der Amaranthaceae, Chenopodiaceae en Leguminosae (Tabel 1) zijn vatbaar voor dit virus. Gezuiverde preparaten van PSV bevatten isometrische deeltjes met een diameter van 26 nm (Fig. 1) en bestonden uit drie fracties (met sedimentatieconstanten van 118,94 en 55S (Fig. 2). Voor de basenverhouding in het RNZ werd 22% guanine, 26% adenine, 17% cytosine en 34% uracil (Tabel 2) gevonden.Het beschreven virus is serologisch zeer nauw verwant met het rode-klavervlekkenvirus (RCMV) en wat minder verwant met andere leden van de cowpea mosaic virus (CPMV) groep, zoals het broad bean stain virus (BBSV), en pea green mottle virus (PGMV). De symptomen die PSV en RCMV veroorzaakten werden vergeleken (Tabel 1); RCMV veroorzaakte in alle gevallen heviger symptomen.PSV is in staat om erwteplanten volledig tegen RCMV te beschermen indien de planten 9 dagen van te voren met eerstgenoemd virus geïnoculeerd waren. De auteurs concluderen uit hun werk dat PSV met BBSV, PGMV en RCMV een sub-groep binnen de CPMV-groep vormen, waartoe ook het MF-virus dat in Frankrijk is gevonden, zou kunnen worden gerekend.  相似文献   

13.
In total 98 plant species belonging to 15 families were tested on their possible value as indicator hosts for potato virus S. Plants were sap-inoculated with six virus isolates respectively. In only three families (Amaranthaceae, Chenopodiaceae and Solanaceae) suspectible species were found. The susceptible Chenopodiaceae reacted with local lesions. Seven of those Chenopodiaceae were not mentioned before as local lesion hosts for PVS, viz.Chenopodium ambrosioides, C. hybridum, C. murale, C. opulifolium, C. polyspermum, C. rubrum andC. urbicum.Samenvatting In totaal 98 plantesoorten behorende tot 15 families werden onderzocht als mogelijke toetsplanten van het aardappelvirus S. De planten werden met respectievelijke zes verschillende isolaten van het aardappelvirus S in bladsap geïnoculeerd. Slechts in de plantefamilies Amaranthaceae, Chenopodiaceae en Solanaceae werden soorten gevonden, die vatbaar zijn voor één of meer isolaten van het virus. De vatbare Solanaceae werden systemisch geïnfecteerd, terwijl de Amaranthaceae en Chenopodiaceae met lokale vlekken reageerden. De vatbaarheid van de lokale-vlekkenplanten was zeer ongelijk voor de zes isolaten van het aardappelvirus S (Tabel 3). Chenopodium album, C. polyspermum enC. quinoa (I.P.O.) reageerden met lokale vlekken na inoculatie met elk van de zes isolaten, de andere Chenopodiaceae deden dit na inoculatie met slechts enkele isolaten. Ook de herkomst van één en dezelfde Plantesoort (Chenopodium quinoa) had invloed op het al of niet verschijnen van lokale vlekken op de waardplant na inoculatie met de verschillende virusisolaten.  相似文献   

14.
Samenvatting Een aantal isolaten van het gerstegeelmozaïekvirus, afkomstig van verschillende plaatsen in Engeland, werden met elkaar vergeleken. Uit de resultaten, verkregen met ELISA, goudmerking en mechanische overdracht, kan worden geconcludeerd, dat tenminste twee stammen van het virus in Engeland voorkomen. Deze stammen zijn, wat betreft de wijze van overdracht en de serologische eigenschappen, gelijk aan die welke in de Duitse Bondsrepubliek zijn beschreven.  相似文献   

15.
A virus isolated from apple and pear, and coded GE36, was purified from sap ofChenopodium quinoa by bentonite clarification followed by differential centrifugation and rate-zonal centrifugation on a sucrose gradient in a zonal rotor. Infectious fractions contained spherical virus-like particles. An antiserum with a titer of 64 was prepared. No serological relation was found with 22 known spherical viruses and alfalfa mosaic virus. GE36 virus differs from any other sap-transmissible virus from apple and pear previously described.Samenvatting Proeven werden uitgevoerd om te komen tot een nadere identificatie van het eerder door van der Meer (1968) geïsoleerde GE36 virus. Deze proeven hadden voornamelijk betrekking op de zuivering en de serologie. Voor vermeerdering van het virus werdChenopodium quinoa gebruikt. In ruw sap van deze planten, 1 op 10 verdund met 0,2 M buffers, verloor het virus zijn infectievermogen reeds binnen 24 uur. Werd het sap 1 op 10 verdund met 0,02 M buffers of met gedestilleerd water, dan bleef het virus aanmerkelijk langer infectieus (Tabel 1 en 2).Een goede klaring van het sap met behoud van infectievermogen kon worden verkregen door toevoeging van een bepaalde hoeveelheid van een 1% bentoniet-suspensie gevolgd door centrifugering bij laag toerental van het mengsel (Tabel 3). Bovendien bleek het aantal vlekjes bij inoculatie opPhaseolus vulgaris door toevoeging van bentoniet sterk toe te nemen (Tabel 4).Het virus kon worden geconcentreerd door ultracentrifugeren. Werden voorgezuiverde en geconcentreerde preparaten van gezonde en zieke planten vanC. quinoa vergeleken door middel van centrifugeren op een suikergradiënt in een zonerotor, dan bevatte het zieke materiaal twee componenten extra (Fig. 1). Deze waren infectieus en bevatten bolvormige virusachtige deeltjes (Fig. 2).Antiserum (titer 64), bereid tegen gezuiverde viruspreparaten, reageerde alleen met preparaten van zieke planten vanC. quinoa en niet met preparaten van gezonde planten. Antisera tegen 22 bekende bolvormige virussen en het luzernemozaïekvirus reageerden niet met GE36 virus. Het virus bleek niet identiek te zijn met enig ander reeds beschreven virus. Het cryptogram van GE36 is (*/* */*S/SS/*).  相似文献   

16.
A virus with elongate particles (656 nm) was isolated from severalLonicera species. This virus, apparently belonging to the carlavirus group, is serologically distantly related to shallot latent virus and closely related to poplar mosaic virus. The inability to infect poplar and two other hosts of poplar mosaic virus characterizes the virus fromLonicera as a new virus which was namedLonicera latent virus.The virus was easily sap-transmissible but was not transmitted byMyzus persicae.Dilution end-point was about 10–3, thermal inactivation between 65°C and 80°C and ageing in vitro 1–6 days.Heat treatment, combined with tip-rooting appeared to be a good method to eliminate the virus from severalLonicera species and cultivars.Samenvatting In verschillende soorten en cultivars van het geslachtLonicera (kamperfoelie) blijkt een virus voor te komen dat gemakkelijk door sapinoculatie kan worden overgebracht op kruidachtige planten.Een tegen gezuiverd virus bereid antiserum had een titer van ca. 4096. Er kon mee worden aangetoond dat het virus van kamperfoelie serologisch nauw verwant is met populieremozaïekvirus (Tabel 1). Het virus van kamperfoelie is echter niet in staat om populier,Phaseolus vulgaris Bataaf enVigna sinensis te infecteren en wordt mede daarom als een afzonderlijk virus beschouwd. Het wordt aangeduid als latent kamperfoelievirus (Lonicera latent virus) en behoort evenals populieremozaïekvirus tot de carlavirusgroep (aardappelvirus-S-groep).Het virus blijkt vrij gemakkelijk te kunnen worden geëlimineerd door besmette kamperfoelieplanten gedurende ongeveer zes weken een warmtebehandeling (37°C) te geven en daarna de uiterste toppen (1 cm) te stekken. Van verschillende cultivars werd op deze wijze virusvrij uitgangsmateriaal verkregen.  相似文献   

17.
Samenvatting De bruikbaarheid van een door inwerking van salpeterigzuur verkregen, symptoomloze mutant van het tabaksmozaïekvirus (TMV) is gebleken uit een volledige bescherming van planten tegen een infectie met andere stammen van het virus en uit bevredigende proefresultaten onder praktijkomstandigheden. Het probleem doet zich voor dat de mutant in feite deel uitmaakt van een stammenmengsel, waarbinnen de verhoudingen echter ten gunste van de mutant zijn te beïnvloeden.Stationed at the Glasshouse Crops Research and Experiment Station, Naaldwijk, the Netherlands.  相似文献   

18.
Samenvatting Met ratelvirus en mozaïekvirus vanAtropa belladonna, twee op elkaar gelijkende grondvirussen, werden proeven gedaan over een mogelijke overbrenging door aaltjes.Nematoden uit met virus besmette grond werden toegevoegd aan natuurlijke, onbesmette grond, aan tot 60°C of 120°C verhitte en aan gewreven grond. Door wrijven van de grond worden de meeste aaltjes en andere organismen van dezelfde afmetingen gedood. In de aldus behandelde en geïnoculeerde grond werden tabaksplanten geteeld. Bij de proeven met mozaïekvirus vanAtropa belladonna werden tien dagen na het planten de wortels uitgeperst en het sap met carborundum uitgewreven op bladeren van gezonde tabaksplanten. Bij de proeven met ratelvirus werd dit alleen gedaan met planten, die dertig dagen na het planten geen symptomen vertoonden.Virusinfectie trad niet op in de proeven, waar aaltjes niet de overbrengers konden zijn. Aaltjes uit besmette grond brachten in zeer veel gevallen virus naar onbesmette grond over (tabellen 1 en 2). Hoplolaimus uniformis enHemicycliophora sp. brengen het ratelvirus waarschijnlijk niet over. De proeven worden voortgezet met andere soorten aaltjes.  相似文献   

19.
During a survey of virus diseases affecting pepper grown in plastic houses in Crete, during 1984–1986, tomato mosaic virus (ToMV) and tobacco mosaic virus (TMV) were detected. The most common virus was TMV, being present in samples of alle pepper cultivars carrying the L1 resistance gene, while ToMV was isolated only from susceptible pepper cultivars. According to responses ofCapsicum spp. the isolates from 640 samples checked were classified into three pathotypes: P0, P1.2 and P1.2.3. Results of this study show that P1.2 represents at present the major threat to the Cretan pepper industry.Samenvatting Bij een in de jaren 1984–1986 gehouden inventarisatie van virusziekten in paprika in plastic-foliekassen op Kreta werd zowel het tabaksmozaïekvirus (TMV) als het tomatemozaïekvirus (ToMV) aangetoond. TMV kwam zeer algemeen voor: het werd aangetroffen in alle monsters van de paprikarassen met het resistentiegen L1. ToMV werd alleen geïsoleerd uit planten van vatbare paprikarassen. Volgens de waargenomen symptomen die de isolaten van 640 monsters opCapsicum spp. vertoonden, konden de isolaten in drie pathotypen, nl. P1, P1,2 en P1,2,3, worden geklassificeerd. Uit het onderzoek is gebleken dat P1,2 de belangrijkste bedreiging vormt voor de teelt van paprika op Kreta.  相似文献   

20.
From pea plants (Pisum sativum) with necrotic stem streaking a virus (E207) was isolated and readily transmitted by sap to all 30 pea cultivars tested. In most of these infection was latent.Trijolium incarnatum, T. repens andVicia faba sometimes reacted with systemic symptoms. Local lesions were rarely formed in twoChenopodium spp.,Phaseolus vulgaris andV. faba and more often inC. album, C. amaranticolor, C. quinoa andGomphrena globosa. The other 6 hosts of the 32 plant species tested in total did not produce symptoms.Pea Koroza andV. faba Compacta reacted differentially to the virus and to two strains of red clover vein mosaic virus (RCVMV: RK31 and P42) and to Wisconsin pea streak virus (WPSV) used for comparison.Its ageing in vitro was 3–5 days, thermal inactivation point 60–65°C and dilution end-point 103–104. The virus was inefficiently transmitted in the non-persistent manner byAcyrthosiphon pisum andAphis fabae.In cross-protection tests the virus was found to be closely related to the two strains of RCVMV, but not to WPSV. The latter two viruses proved to be distantly related.The four virus isolates were purified from pea by clarification with diethyl ether and carbon tetrachloride, followed by differential centrifugation and sucrose-gradient centrifugation in a zonal rotor. Sedimentation coefficients were 156 for E207, 159 for RCVMV-RK31, 163 for RCVMV-P42 and 160 for WPSV. E207 and WPSV were more stable than RK31 and P42.Serologically E207 could not be distinguished from both strains of RCVMV, whereas it differed considerably from WPSV, potato virus S and chrysanthemum virus B.In crude sap of pea plants, E207 and WPSV occurred in extremely high concentration and could be rapidly diagnosed with the electron microscope. They could easily be distinguished in particle length (circa 670 and 630 nm, respectively), even in mixed preparations. RK31 and P42 occurred in much lower concentrations, but were indistinguishable from E207 in particle lengths.It is concluded that E207 is a new highly deviating strain of RCVMV. The results obtained here further support the distinction between the red clover vein mosaic virus and pea streak virus.Samenvatting Uit erweteplanten met oppervlakkige stengelnecrose (Fig. 1) werd een gemakkelijk met sap overgaand virus (code E207) geïsoleerd dat alle 30 getoetste erwterassen kon aantasten en daarin dan in hoge concentratie maar meestal latent voorkwam.Het onderzoek werd bemoeilijkt door het ontbreken van een betrouwbare lokalelesie-toetsplant.Slechts 18 van de 32 getoetste plantesoorten bleken vatbaar te zijn (Tabel 1); uit slechts 7 daarvan kon het virus in de niet-geïnoculeerde bladeren worden aangetoond, echter in de meeste gevallen slechts zo nu en dan. Slechts enkele erwterassen, w.o. Koroza, reageerden met systemische verschijnselen (Fig. 1 en 2) en soms ookTrifolium incarnatum, T. repens enVicia faba. Zelden ontstonden lokale symptomen in enkeleChenopodium-soorten,Phaseolus vulgaris, Tetragonia expansa enVicia faba. Vrij vaak, maar onbetrouwbaar werden lokale lesies gevormd inChenopodium album, C. amaranticolor, C. quinoa (Fig. 6) enGomphrena globosa.Het virus werd in verschillende opzichten vergeleken met 2 stammen (RK31 en P42) van het nerfmozaïekvirus van rode klaver (RCVMV) (Fig. 3, Tabel 2) en met Wisconsin pea streak vi us (WPSV, Fig. 4), de twee op vlinderbloemigen voorkomende vertegenwoordigers uit de aardappelvirus-S-groep. Erwten reageerden differentiërend op de vier virusisolaten (Fig. 1, 3 en 4).Vicia faba Compacta vormde lokale lesies met RK31 en P42, en reeds na enkele dagen met WPSV (Fig. 5: A, B, C.) en vertoonde daarna systemische symptomen (Fig. 5: D, E, F).Het virus werd geïnactiveerd in uitgeperst sap bij bewaring tussen 3–5 dagen, bij warmtebehandeling tussen 60 en 65°C, bij verdunning tussen 1000 en 10.000. Hierin komt het overeen met de meeste leden van de aardappelvirus-S-groep.Overdracht doorAcyrthosiphon pisum enAphis fabae op non-persistente wijze leek weinig efficiënt.E207 beschermde erwteplanten nagenoeg volledig tegen de beide RCVMV-stammen maar niet tegen WPSV. RK31 beschermde voorts in zekere mate tegen P42 en er was slechts een zeer zwakke onderlinge bescherming tussen RK31 en P42 enerzijds en WPSV anderzijds (Fig. 7).Zuivering vond in het algemeen plaats d.m.v. klaring met ether en tetrachloorkoolstof gevolgd door differentiële centrifugering en centrifugeren in een suikergradiënt in een zone-rotor (Fig. 9). Het nieuwe erwtevirus leverde fraaie preparaten op (Fig. 8). In de analytische ultracentrifuge werden de volgende sedimentatie-coëfficienten bepaald: E207, 156; RCVMV-RK31, 159; RCVMV-P42, 163; WPSV, 160.Bereide antisera hadden een titer van respectievelijk 4096 (E207), 1024 (RCVMV-RK31) en 4096 (WPSV). Met deze antisera werd een vrijwel volledige serologische gelijkheid van E207 en de beide stammen van RCVMV aangetoond, terwijl het duidelijk verschilde van WPSV, aardappelvirus S (PVS) en chrysantevirus B (CVB) (Tabel 4).Elektronenmicroscopisch zijn E207 en WPSV beide in ruw sap gemakkelijk aantoonbaar (Fig. 10) en komen in zeer hoge concentraties voor, RK31 en P42 echter in geringe hoeveelheden. E207 en beide RCVMV-vormen verschillen niet duidelijk in lengte (gemiddeld 670 nm), terwijl WPSV aanzienlijk korter is (ongeveer 630 nm) (Tabel 5). Het laatste kan zelfs in mengpreparaten gemakkelijk worden onderscheiden (Fig. 11).Op grond van de verkregen gegevens (Tabel 6), vooral van premunitie, serologie en deeltjeslengte, moet worden geconcludeerd dat E207 een, weliswaar zeer afwijkende, stam van het nerfmozaïekvirus van rode klaver is.In the literatuur bestaat er nog steeds veel verwarring rond de relatie nerfmozaïekvirus van rode klaver en erwtestrepenvirus (pea streak virus). De hier verkregen resultaten dragen bij tot een verdere differentiatie tussen de twee virussen.Potentieel betekent de nieuwe stam van het nerfmozaïekvirus in rode klaver een gevaar door zijn latente wijze van voorkomen en het de aandacht ontsnappen bij het op de conventionele wijze toetsen van erwtemonsters met indicatorplanten. Elektronenmicroscopie is hier een zeer waardevolle toetsmethode.Guest worker from June 1968 through January 1969 as a fellow of the International Agricultural Centre, Wageningen  相似文献   

设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号