首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
相似文献
 共查询到20条相似文献,搜索用时 31 毫秒
1.
Samenvatting De beste bestrijding van het slamozaïek zou de teelt van resistente rassen zijn. Resistentie tegen dit virus is echter niet bekend. Omdat besmetting steeds via het zaad plaats vindt, sla in Nederland niet als wintergewas wordt geteeld en onkruiden als besmettingsbron geen rol spelen blijft alleen de mogelijkheid over om uitsluitend virusvrij zaaizaad te gebruiken.Ruimtelijke isolatie van zaadvelden is in West-Europa om technische redenen niet zo goed uitvoerbaar als in de Verenigde Staten. Het zou daarom belangrijk zijn, indien er slarassen beschikbaar waren, waarbij geen virusoverdracht via het zaad plaats vindt. Een uitgangspunt om dit te bereiken zou het kruisen zijn met wilde sla (Lactuca serriola L.), die volgensWelch et al. (1953) deze eigenschap zou bezitten.Om na te gaan of deze mededeling juist was, werd van 28 herkomsten vanLactuca serriola een vijftal planten met slamozaïekvirus geïnoculeerd en van de zieke planten werd het zaad afzonderlijk geoogst. Van iedere plant werden zo mogelijk 500 zaailingen uitgeplant. Uit tabel 1 blijkt, dat bij alle herkomsten het virus via zaad wordt overgebracht. het heeft dus in het geheel geen zinLactuca serriola als uitgangsmateriaal voor kruisingswerk te gebruiken, met als doel virusoverdracht via het zaad te voorkomen.

Gedetacheerd bij het Proefstation voor de Groenteteelt in de Volle Grond in Nederland, Alkmaar.  相似文献   

2.
Conclusie De groene kikvorsch vangt zonder voorkeur alle bewegende dieren, die zich in zijn gezichtsveld vertoonen, zoo wel boven als onder water. Zooals elk van roof levend dier is hij echter gebonden aan prooien, wier grootte binnen zekere grenzen ligt. In de lucht is de kikvorsch bijziend en kan daardoor zeer kleine prooien (tot enkele millimeters) zien, welke dikwijls in groot aantal door hem worden gegeten. Door zijn gebrekkig gezichtsvermogen onder water, nl. sterke verziendheid, kan hij daar slechts vrij groote (grooter dan 1 centimeter) prooien zien. De grootste prooi, die wij constateerden, was een volwassen muis. Het hoofdvoedsel bestaat uit insecten, waaronder zeer veel schadelijke. Voor land- en tuinbouw is de groene kikvorsch daarom overwegend nuttig. Op de vischkweekerijen rooft de kikvorsch veel vischjes ter lengte van 3 tot 4 cm, waardoor hij daar overwegend schadelijk geacht moet worden. In de open wateren van Noord Holland eet hij weinig visch, zoodat hij daar aan de visscherij, althans door het eten van visch, geen schade van eenige beteekenis toebrengt. Ook de overige schade aan de visscherij schijnt mij gering te zijn, terwijl hij vele insecten verdelgt, welke voor de visscherij schadelijk worden genoemd. Een matige vangst, zooals die de laatste jaren door de visschers wordt uitgeoefend, is, mede tengevolge van het zeer groote voort-plantingsvermogen en het veelvuldig optredend kannibalisme, wellicht slechts van geringen invloed op het aantal. Zoolang geen achteruitgang zich demonstreert, kan zij worden toegestaan.   相似文献   

3.
During a survey of virus diseases affecting pepper grown in plastic houses in Crete, during 1984–1986, tomato mosaic virus (ToMV) and tobacco mosaic virus (TMV) were detected. The most common virus was TMV, being present in samples of alle pepper cultivars carrying the L1 resistance gene, while ToMV was isolated only from susceptible pepper cultivars. According to responses ofCapsicum spp. the isolates from 640 samples checked were classified into three pathotypes: P0, P1.2 and P1.2.3. Results of this study show that P1.2 represents at present the major threat to the Cretan pepper industry.Samenvatting Bij een in de jaren 1984–1986 gehouden inventarisatie van virusziekten in paprika in plastic-foliekassen op Kreta werd zowel het tabaksmozaïekvirus (TMV) als het tomatemozaïekvirus (ToMV) aangetoond. TMV kwam zeer algemeen voor: het werd aangetroffen in alle monsters van de paprikarassen met het resistentiegen L1. ToMV werd alleen geïsoleerd uit planten van vatbare paprikarassen. Volgens de waargenomen symptomen die de isolaten van 640 monsters opCapsicum spp. vertoonden, konden de isolaten in drie pathotypen, nl. P1, P1,2 en P1,2,3, worden geklassificeerd. Uit het onderzoek is gebleken dat P1,2 de belangrijkste bedreiging vormt voor de teelt van paprika op Kreta.  相似文献   

4.
Samenvatting Uit het bovenstaande volgt dat: le de grondontsmetting ter voorkoming van wortelknobbels geen afdoende resultaten heeft opgeleverd en deze methode, mede in verband met de hooge kosten aan materiaal en arbeidsloon, zeker niet loonend is om in het groot te worden toegepast. 2e de voorbehandeling van jong plantgoed van Wildling appel en peer met Uspulunbrij zeer gunstige resultaten heeft opgeleverd, zoowel wat betreft voorkomen der ziekte als wat betreft invloed op den groei. Daar deze methode zeer weinig onkosten en extra werk vereischt, zou het zeker aanbeveling verdienen deze voorbehandeling in 't groot toe te passen. 3e in de selecties kwee en doucin verschillen betreffende de vatbaarheid bestaan, die voor de practijk van groot belang kunnen zijn. Bovenstaande proeven werden uitgevoerd op de kweekerijen van de firma D. J. van der Have te Kapelle-Biezelinge.   相似文献   

5.
Samenvatting 1e De levenswijze vanCarpocapsa pomonella in appels werd voor ons land nagegaan. Daarbij bleken zich verschillen voor te doen ten opzichte van de gegevens, die uit de literatuur van andere landen bekend zijn. 2e De motjes verschijnen in het voorjaar gedurende een zeer lange periode. Een zwakke tweede generatie is experimenteel aangetoond en mogelijk komt zij ook in het vrij veld voor, voornamelijk in warme zomers en in de Zuidelijke deelen van ons land. Voor de practijk echter is zij van zeer geringe beteekenis. 3e De motjes zetten haar eieren op willekeurige plaatsen op de vruchten af en nog vaker op de bladeren. 4e De larven boren zich op willekeurige plaatsen door den zijkant van de vrucht in en veel minder vaak door den kelk. In verband hiermede wordt een bespuiting met loodarsenaat eerst ongeveer 4 à 5 weken na den bloei het meest doeltreffend geacht. 5e Onder vangbanden van geribd karton werden aanzienlijk meer rupsen gevangen dan onder die van jutezakken. Of de vangbanden hoog of laag worden aangelegd, schijnt voor ons land van minder beteekenis te zijn, al is het niet uitgesloten, dat men onder lage vangbanden iets meer vangt. 6e De sluipwespPristomerus vulnerator is voor ons land als larve-parasiet vastgesteld.  相似文献   

6.
Samenvatting Van de in Nederland bij komkommer optredende virusziekten worden het ziektebeeld en de belangrijkste eigenschappen beschreven.Aantasting door komkommervirus 1 vindt voornamelijk plaats bij een nateelt van komkommers. Het virus wordt overgebracht door de groene katoenbladluis (Aphis gossypii Glover) bij het opkweken en tijdens de teelt. De komkommerplanten hebben hiervan ernstiger te lijden naarmate de temperatuur gedurende de incubatieperiode lager is. De planten kunnen dan verwelken en afsterven.Bij de teelt onder glas wordt komkommervirus 2 verreweg het meest aangetroffen. Vers komkommerzaad is een belangrijke infectiebron. Tijdens de bewaring van het zaad loopt het infectievermogen snel achteruit. Toch kan een deel van het op het zaad aanwezige virus gedurende meer dan een half jaar zijn activiteit behouden. De in Nederland veel gebruikte onderstamCucurbita jicifolia kan worden beschouwd als een carriër voor dit virus. Bij het enten kan het virus gemakkelijk worden overgebracht, ook met behulp van besmet sap, dat op het hierbij gebruikte mes is achtergebleven. Er zijn aanwijzingen, dat het virus in de grond kan overblijven.Het optreden van komkommervirus 2 A is veel minder algemeen, hoewel het ziektebeeld veel ernstiger is. De eigenschappen stemmen overeen met die van komkommervirus 2.Het komkommernecrosevirus kan grote schade te weeg brengen aan de teelt, doordat de vruchten van de aangetaste planten onverkoopbaar zijn en de planten soms geheel afsterven. De inactiveringstemperatuur van dit virus bedraagt ruim 80°C gedurende 10 minuten. Een groot aantal waardplanten reageert met plaatselijke necrose op de geïnoculeerde bladeren. Een enkele maal kan tijdelijk een systemisch beeld worden waargenomen, zo b.v. opNicotiana tabacum var. White Burley. In de grond behoudt het virus zijn infectievermogen minstens een half jaar. Aantasting vindt van de grond uit plaats. Zij wordt bevorderd door een lage temperatuur van bodem en lucht. Tijdens een periode van warm, zonnig weer kan algeheel herstel plaats vinden. OpCucurbita ficifolia geënte planten zijn veel minder gevoelig en herstellen gemakkelijker.Summary The symptoms and the properties of the virus diseases occurring on cucumber in Holland, are described in this article. Cucumis virus 1 occurs mainly on cucumbers grown in autumn. It is transmitted byAphis gossypii Glover, both during the propagation period and during the remainder of the season. Cucumber plants suffer most when the temperature during the incubation period is low. The plants may then wilt and die. Cucumis virus 2 is found very frequently in cucumber growing under glass. Freshly harvested seed is an important source of infection. Although the percentage of infection diminishes fairly rapidly with time, the virus in the seeds may retain its activity for more than half a year.Cucurbita ficifolia, used in Holland on a large scale as a root stock for cucumber, is a carrier ofCucumis virus 2. The virus is transmitted very easily during grafting, as well as by cultural measures such as pruning etc. There are indications, also, that the virus may survive in the soil. Cucumis virus 2 A occurs very rarely. The symptoms it causes are more severe than those caused byCucumis virus 2. Its physical properties are the same as those ofCucumis virus 2.Cucumber necrosis virus is the most serious of the viruses affecting cucumber, as the fruits may be badly damaged and the plants sometimes die. This virus is inactivated for the most part by exposure to a temperature of 80°C for 10 minutes. A large number of host plants react with local necrosis on the inoculated leaves. In a few cases systemic symptoms were observed temporarily, e.g. onNicotiana tabacum var. White Burley. In the soil this virus can survive for more than half a year. Infection of the plants takes place from the soil. The disease is favoured by low soil- and air-temperatures. During a period of warm sunny weather complete recovery is possible. Plants grafted onCucurbita ficifolia are less susceptible to an attack of cucumber necrosis virus and if infected frequently recover.  相似文献   

7.
A number ofCapsicum accessions including nine species were tested for resistance to TMV based on hypersensitivity. The tobacco strain MA and the tomato strain SPS, which were both isolated from tomato, and two pathogenically distinct pepper strains P 11 and P 8, were used. Of the 73Capsicum accessions tested 58 were resistant to MA and SPS, 31 were resistant to P 11 and five were resistant to P 8.Samenvatting Om verschillen in pathogeniteit tussen twee in Nederland voorkomende paprikastammen van het TMV nader vast te stellen, werd een aantalCapsicum-herkomsten, waaronder negen soorten, op resistentie getoetst. Hierbij werden de representatieve paprika-isolaten P 11 en P 8 vergeleken met de uit tomaat afkomstige isolaten MA en SPS als vertegenwoordigers van respectievelijk de tabaks- en tomatestam van het TMV. Bij het beoordelen van de symptomen duidden lokale, necrotische vlekken en afvallen van geïnoculeerde bladeren op resistentie, systemische necrosen of mozaïeksymptomen op vatbaarheid. In deze symptomen kwamen tussen de gebruikte stammen verschillen in virulentie tot uitdrukking. Er werden echter vooral verschillen in agressiviteit waargenomen met betrekking tot zowel afzonderlijke, voor resistentie uitsplitsende,Capsicum-herkomsten als het totale aantal getoetste herkomsten. Van de ruim 73 herkomsten waren er 58 resistent tegen MA en SPS, 31 daarvan tegen P 11, maar slechts vijf daarvan tegen P 8. Deze resistentie tegen P 8 werd gevonden inC. chinense.  相似文献   

8.
Samenvatting Sinds 1946 is bekend dat Amerikaanse vogelkers, een uiterst algemene struik of boom van lichte gronden in Nederland, fungeert als winterwaard van de perzikluis (Myzus persicae). In gebieden waar de perzik ontbreekt biedt Amerikaanse vogelkers, hoewel vele exemplaren minder geschikt zijn als waardplant, een goede mogelijkheid voor overwintering van de perzikluis. Vooral waar in de nabijheid pootaardappelen of bieten worden verbouwd, gewassen die ernstig lijden onder virusziekten door deze bladluis overgebracht, is de economische betekenis van Amerikaanse vogelkers buitengewoon groot. Ook andere bladluissoorten kunnen met succes op Amerikaanse vogelkers overwinteren en van deze soorten is de hopluis (Phorodon humuli) in het buitenland vaak bijzonder schadelijk op hop. Gevonden werd dat de appel-grasluis (Rhopalosiphum insertum) vaak ook op Amerikaanse vogelkers als ei overwintert, hoewel de literatuur uitsluitend winterwaardplanten uit de onderfamilie der appelachtigen (Pomoideae) vermeldt. Bovendien kolonissert de appel-takluis (Aphis pomi) soms met succes jonge scheuten van deze importboom. Veel bladluissoorten, die met succes op andere soorten van het geslachtPrunus als ei overwinteren, leggen vaak zeer grote aantallen eieren opPrunus serotina, zonder dat zich daaruit in het voorjaar volwassen bladluizen ontwikkelen. De schrijver beschouwt Ameriaanse vogelkers als een zeer gevaarlijk gewas voor land- en tuinbouw, speciaal als bron voor virusoverbrengende bladluissoorten.  相似文献   

9.
Tobacco streak virus in sunflower (Helianthus annuus)   总被引:1,自引:0,他引:1  
Tobacco streak virus (TSV) was isolated from a plant of sunflower (Helianthus annuus) showing severe necrosis and chlorosis in the leaves. The virus was identified as TSV by serology and, to some extent, by host range. The type of symptoms varied with the host plant in which the virus had been propagated in successive transfers. Test plants inoculated with the virus propagated inNicotiana rustica produced symptoms which very much differed from those brought about by the virus from eitherN. clevelandii orChenopodium amaranticolor.The significance of the host-mediated variation in symptoms is discussed.Samenvatting Tabaksstrepenvirus (TSV) werd geïsoleerd uit zonnebloem (Helianthus annuus) die sterke necrose en chlorose van de bladeren vertoonde. De identiteit van het virus werd vastgesteld op grond van serologische reacties en, tot op zekere hoogte, de symptomatologie. Het type symptoom op de toetsplanten bleek echter sterk afhankelijk te zijn van de plant waarvan het inoculum afkomstig was. Was het virus verschillende malen achtereen vermeerderd inNicotiana rustica dan waren de symptomen op de toetsplanten zeer verschillend van die, welke werden veroorzaakt door virus vermeerderd inN. clevelandii ofChenopodium amaranticolor. De betekenis van deze door de waardplant bewerkstelligde variatie in symptomen wordt besproken.  相似文献   

10.
Samenvatting In de zomer van 1980 gaf in een aantal gevallen het systemische fungicide metalaxyl een zeer onvoldoende werking te zien tegen de aardappelziekte.Phytophthora infestans-isolaten die uit de desbetreffende percelen werden verkregen vertoonden in een drijftoets een zeer geringe gevoeligheid voor het fungicide in vergelijking met isolaten uit percelen waar gebruik werd gemaakt van maneb/fentin-acetaat combinaties en waarin nagenoeg geen aantasting voorkwam.De oorzaak van de onvoldoende werking van metalaxyl moet worden gezocht in het ontstaan van metalaxyl-resistente stammen in de populatie, die als gevolg van de voor de aardappelziekte geschikte weersomstandigheden en de veelvuldige toepassing van alleen metalaxyl zich ongebreideld konden vermenigvuldigen.Metalaxyl-resistentie kwam voor in verschillende fysio's. Dit wijst erop dat de resistentie op meerdere plaatsen is ontstaan. Opmerkelijk was dat éé van de resistente fysio's nooit eerder in Nederland was geisoleerd.  相似文献   

11.
In a temperature and nutrient experiment with Rondo peas marked differences were observed in the degree of infection of the plants byBotrytis cinerea. After harvesting the ripe plants these differences were clearly expressed in the percentage of seeds with a chalky appearence, due to invasion by the mycelium ofB. cinerea. Comparatively high percentages of chalky peas were found when the plants were grown at a temperature of 20°C during the day and 15°C during the night. Omitting calcium or magnesium from the nutrient solution did not significantly influence the percentage of chalky peas, but omitting potassium from two weeks before flowering until the end of ripening increased the percentage of chalky peas significantly. This suggests that potassium deficiency before and during flowering makes the plant more susceptible toB. cinerea infection.Samenvatting In een temperatuur- en voedingsproef met Rondo erwten werden opvallende verschillen waargenomen in aantasting van de planten doorBotrytis cinerea. Na het oogsten van de rijpe planten kwamen deze verschillen duidelijk tot uiting in het percentage kalkerwten; dit zijn zaden die door het mycelium vanB. cinerea zijn doorwoekerd. Er werden relatief hoge percentages kalkerwten gevonden bij een temperatuur van 20°C overdag en 15°C's nachts. Het weglaten van calcium of magnesium uit de voedingsoplossing had geen betrouwbare invloed op het percentage kalkerwten, maar het weglaten van kalium vanaf 14 dagen voor de bloei tot het einde van de afrijping verhoogde het percentage kalkerwten zeer belangrijk. Dit wijst er op dat kaliumgebrek vóór en tijdens de bloei de planten vatbaarder maakt voorB. cinerea.  相似文献   

12.
Samenvatting Bij het aaltjesonderzoek van grondmonsters afkomstig uit een koude kas te Wageningen troffen wij een aantal larven aan van een tot nu toe in ons land onbekend aaltjesgeslacht. Het aaltje bleek te behoren tot de in Engeland op de wortels van kastomaten gevonden, gallenvormende, soortNacobbus serendipiticus Franklin, 1959. Dit is de eerste melding van eenNacobbus-soort op het vasteland van Europa.Een inoculatieproef toonde de pathogenitiet van dit aaltje aan voor tomaten.  相似文献   

13.
Samenvatting Phyllobius urticae de Geer is in Kennemerland zeer schadelijk, daar de larven, tezamen met de larven vanOthiorrhynchus sulcatus L., de gegroefde lapsnuittor, of alleen, de wortels der aardbeien aanvreten, waardoor geheele plekken, ja zelfs geheele akkers af kunnen sterven. De volwassen kevers eten gaten uit de randen der bladen. Ze komen talrijk voor op brandnetels. Het uitroeien van deze in de omgeving der aardbeien verdient daarom sterke aanbeveling. Nagegaan zal moeten worden, in hoeverre de kevers uitgeroeid zullen kunnen worden door de aangetaste akkers niet op te ruimen, alvorens de periode van ei-afzetting is beëindigd. Hiermee zal waarschijnlijk het opjagen der kevers naar de naburige akkers voorkomen kunnen worden. Daarnaast zal, vooral daar de akkers in deze streek dicht opeen liggen en dus de kans van onderlinge besmetting zeer groot is, het vernietigen der kevers met bestrijdingsmiddelen noodig blijven. Derris en pyrethrum beide bleken werkzaamheid in dit opzicht te bezitten.  相似文献   

14.
Samenvatting Inoculaties metStereum purpureum werden in september 1952 uitgevoerd bij pruimen (var. Czar), in totaal bij 52 takken. Periodiek werd daarna telkens één dezer takken afgesnedne en door terugisolatie getracht vast de stellen over welke afstand de schimmel in lengterichting door het hout van de tak was gegroeid. Het is gebleken, dat jaarlijks twee maal groestilstand kan optreden, ten eerste in de winter, wanneer de temperatuur beneden het minimum komt waarbij groei van de schimmel nog mogelijk is, en ten tweede gedurende een bepaalde periode in de zomer. Tijdens deze zomerperiode staat niet alleen de groei stil, maar is ook isolatie van de zwam uit het hout niet mogelijk. Deze zeer inactieve periode van de schimmel wordt niet direct door het temperatuurverloop bepaald, doch door de fysiologische toestand van de waardplant, die nog niet te veel onder de aantasting mag hebden geleden; in zeer zwaar aangetaste takken treedt zij niet op, zoals bleek in de zomer van 1954 toen de takken zwaar ziek en grotendeels reeds afgestorven waren. In werkelijkheid is deze inactieve zomerperiode van de schimmel dus een periode van verhoogde resistentie van de waardplant. Het is mogelijk, dat deze resistentieverhoging wordt veroorzaakt door bepaalde producten van de koolzuurassimilatie, die zich van de bladeren naar het hout begeven en in de loop van de zomer een concentratie bereiken hoog genoeg om de groei van de schimmel te beletten.Om de aangetaste gedeelten van het hout kunnen zich donkere zônes vormen, wanneer de groei van de schimmel gedurende zekere tijd heeft gestagneerd; deze hebben geen betekenis als barrière voor de schimmel.Enige conclusies van belang voor de practijk van de loodglansbestrijding kunnen uit deze waarnemingen worden getrokken.  相似文献   

15.
Adult-plant resistance to yellow rust in wild emmer wheat   总被引:3,自引:0,他引:3  
Seventy-six entries of wild emmer, susceptible to a culture of yellow rust, race 39E134, in the seedling stage at a low temperature-profile, were tested with the same culture for field resistance at two locations in the Netherlands. While most entries were susceptible also in the adult-plant stage, 15 showed an intermediate or resistant infection-type in Flevoland and 18 at Wageningen. In subsequent seedling tests at low and high temperature-profiles, including 20 entries which at either of the two locations had displayed field resistance, 16 entries were shown to possess temperature-sensitive genes, whereas four appeared to have true host stage-bound adult-plant resistance.Samenvatting Voor dit onderzoek werden 76 herkomsten van wilde emmer tarwe (Triticum dicoccoides Körn.) geselecteerd op basis van vatbaarheid voor gele roest (Puccinia striiformis Westend f. sp.tritici) in het kiemplantstadium. In een veldtoets met hetzelfde gele roest isolaat (fysio 39E134) werd de reaktie in het volwassenplantstadium bepaald. Deze toets werd in Wageningen in een plastic kas uitgevoerd en in Flevoland in een geïsoleerd veld.In Flevoland vertoonden 15 herkomsten een intermediaire of resistente reaktie, in Wageningen werd dit bij 18 herkomsten waargenomen. Om na te gaan of de waargenomen veldresistentie mogelijk berust op temperatuurgevoelige genen, werd de resistentie vergeleken bij hoge en lage temperatuur. Van de 20 herkomsten, die resistentie vertoonden in de veldtoets in Wageningen of in Flevoland, bleken er 16 temperatuurgevoelige resistentiegenen te hebben. Vier herkomsten lijken echte, stadium afhankelijke, volwassenplantresistentie te vertonen.  相似文献   

16.
Results are given on the occurrence of sexual compatibility types of seven isolates ofBremia lactucae originating fromLactuca serriola (prickly lettuce). It is concluded that the isolates studied are heterothallic. Both compatibility types (B1 en B2) were determined, but type B2 was prevalent. Sexual recombination ofB. lactucae isolates originating from wild and cultivated lettuce may occur.Samenvatting Zeven isolaten vanBremia lactucae, afkomstig vanLactuca serriola in Tsjechoslowakije, zijn onderzocht op hun sexuele compatibiliteitstype door ze te combineren met Nederlandse fysio's vanB. lactucae, afkomstig van cultuursla (L. sativa), waarvan het compatibiliteitstype (B1 of B2) bekend is. Alle isolaten vanL. serriola bleken heterothallisch te zijn, waarbij type B2 meer werd aangetroffen dan type B1. Sexuele recombinatie vanBremia-isolaten van wildeLactuca-soorten en cultuursla blijkt goed mogelijk te zijn.  相似文献   

17.
Several factors influencing the occurrence and extent of external fruit rot caused byDidymella bryoniae on cucumbers in the post harvest period were studied.The minimum, optimum and maximum temperatures for growth of the fungus on fruits were circa 10, 23 and 35°C, respectively. The influence of the temperature on the growth of the fungus in vitro and in vivo was about similar. The fitness of the fungus diminished by storing inoculated fruits at about the maximum temperature for growth of the fungus for one day, but this temperature influenced fruit quality negatively. Storing at 10 to 12°C is more advisable.Isolates ofD. bryoniae showed variation in virulence. There was a linear relationship between growth on fruits and growth in vitro of these isolates, but no correlation was found with disease incidence on plants.The degree of fruit rot was increased by more severe wounding, by storing in the dark instead of in the light and by higher nitrogen fertilization of the crop. Relative humidity during storage had no effect on fruit decay. It is very likely that the amount and composition of available nutrients for fungus growth determine the degree of rotting of the fruits.With the present cultivars, external fruit rot can be best controlled by reducing the changes of wounding in the pre- and post-harvest period.Samenvatting Verschillende factoren die van invloed kunnen zijn op het ontstaan en de mate van uitwendig vruchtrot op komkommers in de periode na de oogst, veroorzaakt doorDidymella bryoniae, zijn onderzocht.De minimum, optimum en maximum temperatuur voor de groei van de schimmel op vruchten waren respectievelijk circa 10, 23 en 35°C. De invloed van de temperatuur op de groei van de schimmel in vitro en in vivo was nagenoeg gelijk. Door geïnoculeerde vruchten een dag bij de maximum temperatuur voor de groei van de schimmel te bewaren, werd de groeikracht van de schimmel verminderd, maar de vruchtkwaliteit werd door deze temperatuur negatief beïnvloed. Het is raadzamer de vruchten bij 10–12°C te bewaren.Isolaten vanD. bryoniae vertoonden een variatie in virulentie. Tussen de groei van deze isolaten op vruchten en de groei in vitro bleek een lineair verband te bestaan, maar er bestond geen verband met de aantasting van planten.De mate van vruchtrot nam toe door de vruchten ernstiger te verwonden, ze in het donker in plaats van in het licht te bewaren en door een hogere stikstofbemesting tijdens de teelt. De relatieve luchtvochtigheid tijdens de bewaarperiode had geen effect op de vruchtaantasting. De hoeveelheden en de samenstelling van de voor de groei van de schimmel beschikbare voedingsstoffen bepalen zeer waarschijnlijk de mate van vruchtrot.Uitwendig vruchtrot kan bij de huidige cultivars nog het best worden tegengegaan door de mogelijkheden van verwonding, zowel in de periode voor als na de oogst, te verkleinen.  相似文献   

18.
A new disease in carnations, characterized by internode shortening and excessive lateral sprouting has been observed at a flower nursery. From plants with these symptoms,Arabis mosaic virus could be isolated by mechanical inoculation ofChenopodium quinoa with partially purified preparations or with crude sap to which some bentonite was added. Inoculation of healthy carnation plants with the isolated virus produced plants with the same symptoms. From these plantsArabis mosaic virus could be re-isolated.Xiphinema diversicaudatum (Micol.), vector ofArabis mosaic virus in the Netherlands, transmitted the virus to healthy carnation plants. The disease adds another species to the host range ofArabis mosaic virus, but is of no importance to the carnation industry.Samenvatting Op een nieuw anjerbedrijf in de omgeving van Aalsmeer werd een tot nu toe onbekende ziekte waargenomen, die gekenmerkt werd door verkorting van de internodiën, overmatig uitlopen van zijscheuten, gedrongen groei en vertraagde of zelfs volledig uitblijvende bloei (Fig. 1). Uit planten met deze symptomen konArabis-mozaïekvirus worden geïsoleerd. Inoculatie van normale anjerplanten met dit virus uit anjer leverde planten op met dezelfde symptomen. Ook deze anjerplanten blekenArabis-mozaïekvirus te bevatten.Xiphinema diversicaudatum, gehaald uit grasland buiten de kassen, bracht het virus over naar gezonde anjerplanten. De ziekte is van geen belang voor de anjerteelt als geheel. Het verrichte onderzoek voegt een plantesoort toe aan de toch al grote waardplantenreeks van hetArabis-mozaïekvirus.  相似文献   

19.
Summary In The Netherlands symptoms of big vein were found in lettuce and endive (Cichorium endivia L.). In the roots of these plants sporangia ofOlpidium occurred. In the glasshouse healthy lettuce plants showed symptoms when planted in infected soil.Gedetacheerd bij het Proefstation voor de Groenteteelt in de Volle Grond in Nederland, Alkmaar.  相似文献   

20.
The relationship between lettuce (Lactuca sativa) andMyzus persicae is influenced by internal and external factors. For the improvement of screening methods and the evaluation of the resistances found, a better knowledge of these factors is wanted.In five experiments the influence of plant age on resistance level was investigated for a partially resistant and a susceptible cultivar. Criteria for resistance were: remaining percentage of aphids (RPA), aphid developmental rate, insect biomass, and larvae production.It appeared that the aphids developed faster and grew better on older plants compared with younger plants, resulting in a decrease of overall level of resistance. The absolute differences between the susceptible and the resistant genotype for parameters such as biomass increased if plants were older and aphids were allowed to utilize all parts of the plant. It is concluded that with older plants (plant age e.g. 30–40 days) a better discriminative selection can be carried out.Samenvatting De relatie tussen sla enMyzus persicae wordt door zowel interne als externe factoren beïnvloed. Voor de verbetering van toetsmethoden en voor de evaluatie van gevonden resistenties, is meer kennis omtrent deze factoren noodzakelijk.In vijf proeven (I–V) werd de invloed van leeftijd van de plant op het resistentieniveau onderzocht bij een partiëel resistent en een vatbaar ras. Criteria voor resistentie waren: overblijvend percentage luizen 7 dagen na inoculatie, ontwikkelingssnelheid van de luizen, de insekt-biomassa en de larvenproduktie.Het bleek dat de groei en de ontwikkeling van de luizen op oudere planten beter was dan op jongere. Dit resulteerde in een afname van het resistentieniveau bij zowel het partiëel resistente als het vatbare genotype. De absolute verschillen tussen het vatbare en het resistente genotype voor bepaalde eigenschappen zoals biomassa namen echter toe naarmate planten ouder waren in de experimenten IV en V waarbij de luizen toegestaan was zich op alle delen (bladeren en stengel) van de planten te vestigen. Op basis van deze toegenomen absolute verschillen tussen resistente en vatbare planten is het dus beter om bij oudere planten (bijv. 30–40 dagen oud) op resistentie te selecteren.  相似文献   

设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号