Epidemiology and simulation of population development of Sitobion avenae in winter wheat |
| |
Authors: | R. Rabbinge G. W. Ankersmit G. A. Pak |
| |
Affiliation: | (1) Department of Theoretical Production Ecology, Agricultural University, Wageningen;(2) Laboratory of Entomology, Agricultural University, Wageningen;(3) Present address: Vakgroep Theoretische Teeltkunde, CABO, Postbus 14, 6700 AA Wageningen, the Netherlands;(4) Present address: Vakgroep Entomologie, Binnenhaven 7, 6709 PD Wageningen, the Netherlands;(5) Present address: Dep. of Entomology, Univ. Cal., 92521 Riverside, Cal, USA |
| |
Abstract: | The epidemiology ofSitobion avenae and its natural enemies in winter wheat was studied in 1975, 1976 and 1977. Immigration was important until the end of flowering. The alate immigrants had apterous offspring. These became the driving force in population growth. Their offspring were mostly alatae which usually left the field. A model of the epidemic was developed. Quantitative relations between the aphids and their environment were obtained from literature or established in laboratory trials. The model simulated population development and population composition from the beginning of June till the population peak at the end of June or early in July. Because quantitative data on relations between aphids and their natural enemies and pathogens are scarce, and since the knowledge on wing formation is still limited, the population collapse could not be predicted. In the future, prognosis over a period of three weeks seems possible.Samenvatting De toenemende betekenis van graanbladluizen (vooralSitobion avenae) gepaard gaande met een sterke toename van het gebruik van insecticiden op granen maakte verbetering van de prognose over het schadelijk optreden wenselijk. Door gedetailleerde tellingen in het veld (Fig. 1–7) werden gegevens verkregen over het verloop van de epidemie en het optreden van natuurlijke vijanden in 1975, 1976 en 1977.Een immigratieperiode tot in de bloei kon worden vastgesteld. Daarna lijkt de aantrekkelijkheid van het gewas voor alate luizen te verminderen. De alate immigranten krijgen aptere nakomelingen. Deze vormen de stuwende kracht van de populatiegroei. De nakomelingen van apteren zijn merendeels alaat. Zij verlaten het gewas.Een model van de populatieontwikkeling gedurende de epidemie werd opgesteld. De relatiediagrammen Fig. 9 en 10 laten groei en ontwikkeling vanS. avenae en een predator (Syrphus corollae) zien. Kwantificering van de betrekkingen werd mogelijk door literatuurgegevens en laboratoriumexperimenten.Met het model kon de populatieontwikkeling vanS. avenae vanaf begin juni tot aan de populatiepiek in 1975, 1976 en 1977 vrij goed worden gesimuleerd (Fig. 12). Ook de populatieopbouw kon worden gesimuleerd (Fig. 14). De teruggang van de populatiedichtheid blijkt moeilijker te voorspellen door het ontbreken van gegevens over natuurlijke vijanden.Het lijkt waarschijnlijk dat in de toekomst met het model een prognose over de piek van de bladluispopulatie circa 3 weken tevoren mogelijk zal zijn. |
| |
Keywords: | Aphidius uzbekistanicus A. picipes Chrysopa carnea Coccinella septempunctata Entomophthora Metopolophium dirhodum Praon volucre Rhopalosiphum padi Syrphus corrolae simulation techniques |
本文献已被 SpringerLink 等数据库收录! |
|