首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
相似文献
 共查询到20条相似文献,搜索用时 46 毫秒
1.
Tobacco mosaic virus was detected twice in herbaceous test plants inoculated with sap from leaves and petals of apple. However owing to the high infectivity of the virus and the low infection rate of the test plants it could not be concluded whether the infection of the test plants was due to contamination or to its actual presence in apple. Using the latex-agglutination test, the virus could not be detected in fruit tree material.Samenvatting Gedurende 1965 en 1966 werd herhaaldelijk tabaksmozaïekvirus (TMV) aangetroffen in kruidachtige toetsplanten die met sap van appel waren geïnoculeerd. Dit feit en gegevens uit latere publikaties van Amerikaanse onderzoekers over het algemeen voor-komen van TMV in appel, peer en kers in de VS en Canada, leidden in 1967 en 1968 tot een meer gericht onderzoek naar het voorkomen van TMV in appels in Nederland. Bij dit onderzoek werd wederom tweemaal een TMV-reactie op de toetsplanten verkregen. Deze resultaten waren echter niet reproduceerbaar en daarom is met dit onderzoek niet bewezen dat het virus in Nederland in appels voorkomt. Gezien de zeer hoge infectiositeit van TMV kan niet uitgesloten geacht worden dat de infectie van de toetsplanten veroorzaakt werd door verontreiniging.Ook op een meer directe wijze, door verschillende sapmonsters van appel serologisch met behulp van de latex-agglutinatietoets te onderzoeken, kon het virus niet worden aangetoond. Bladsap gaf dikwijls een niet-specifieke uitvlokking. Dit hoeft echter nog geen aanwezigheid van TMV uit te sluiten want door toevoeging van gezuiverd virus aan sap, waarin geen spontane uitvlokking optrad, werd toch geen positieve serologische reactie verkregen. Dit was wel het geval met gezuiverd virus zonder saptoevoegingen.  相似文献   

2.
Samenvatting In laboratoriumproeven werd aangetoond dat een zeer groot gedeelte van de larven van de parasiet van de appelbladmineerder door een behandeling met parathion in de bladmijnen gedood wordt (Tabel 1). Met triamifos en captan werd ten opzichte van de behandelingen met water een iets hogere sterfte waargenomen; dit verschil was evenwel wiskundig niet betrouwbaar. In het najaar bleek de dodende werking van parathion met het verloop van de tijd enigszins af te nemen. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in een invloed van de lagere temperatuur of in het in diapauze gaan van de larven.  相似文献   

3.
Summary The blueing of tulip bulbs is a physiological disease resembling in some ways physiological diseases of other plants. Recent experiments indicate that sunlight influences blueing. By shading the plants the extent of the disease was considerably reduced or even eliminated. The influence of light was found to apply only during a certain period of the season, the most susceptible period being in the last week of April and the first two weeks of May.A hypothesis has been developed concerning the origin of the necrotic spots in the bulb, which may also hold good for toppling of tulips. It is assumed that cell sap, possibly together with sugars, are excreted from the cell into the intercellular spaces of the parenchymatous tissue, thus bringing about a necrosis.Samevatting Het blauwgroeien van tulpebollen is een fysiologische ziekte, die in bepaalde opzichten overeenkomst vertoont met fysiologische ziekten bij andere gewassen.Nadat vroeger werd aangetoond, dat er een duidelijke correlatie bestaat tussen de bolgrootte en het percentage zieke bollen en dat de groei van de bol waarschijnlijk verband houdt met de ziekte (fig. 4), is door recente veldproeven duidelijk geworden dat het zonlicht of de straling een grote invloed op het blauwgroeien heeft. De verspreiding van de zieke bollen in de bedden op het veld is niet willekeurig. Er is een duidelijk randeffect waar te nemen, d.w.z. dat de bollen in de regels aan de padkant verhoudingsgewijs een groter aantal zieke bollen hebben dan de bollen in de regels midden in de bedden (zie fig. 1–3). Dit randeffect werd in hoofdzaak toegeschreven aan de werking van het zonlicht. Door het gewas te beschaduwen met een scherm van plastic horregaas (lichtabsorptie ongeveer 50%) of van jute doek (lichtabsorptie ongeveer 75%) kon de ziekte sterk worden verminderd of zelfs geheel worden geëlimineerd. Door periodiek te schermen kon in veldproeven een bij uitstek gevoelige periode, wat de lichtinvloed betreft, worden aangetoond. Deze periode viel ongeveer in de laatste week van april en in de eerste twee weken van mei (fig. 3). Het afschermen van het gewas tijdens de gevoelige periode zou met het oop op de ziekte het bruikbare deel van de geoogste bollen aanzienlijk vergroten (fig. 6). Het bolgewicht wordt door deze periodieke afscherming slechts matig ongunstig beïnvloed. Of deze maatregel met het oog op de kosten ook economisch verantwoord is, valt te betwijfelen.Behalve het feit dat het licht effect zal hebben op de groei en de grootte van de bol en daarmede het ziektepercentage zal beïnvloeden, kon worden aangetoond dat het licht of de straling een zeer specifieke werking op de ziekte heeft (zie fig. 5). Welke werking het zonlicht of de straling heeft, is niet geanalyseerd. In de discussie zijn over het ontstaan van de necrotische plekken inde bol suggesties gedaan, die echter bij gebrek aan nadere gegevens een speculatief karakter dragen. Als basis voor verder onderzoek wordt aangenomen, dat analoog aan wat zich bij het kiepen van tulpen voordoet, een excretie van vloeistof celinhoud) in de intercellulaire ruimten van het parenchymweefsel plaats heeft, die een necrose zou veroorzaken.  相似文献   

4.
Samenvatting Aangetoond werd datPetunia hybrida systemisch kan worden geïnfecteerd met het tomato golden mosaic virus (TGMV), een virus dat behoort tot de groep van de geminivirussen. Mechanische inoculatie van petuniaplanten met TGMV gaf in de systemisch geïnfecteerde bladeren symptomen, die eerder in een aantal andere Solanaceae waren waargenomen. Daar in eerdere proeven petunia niet met TGMV kon worden geïnfecteerd en DNA-replicatie en symptoomontwikkeling wel optrad in, voor de beide genomen van het virus, transgene planten, werd gesuggereerd dat het hier een geval betrof van uitbreiding van de waardplantenreeks.De hier gepresenteerde resultaten kunnen echter tot andere conclusies leiden. Het is namelijk mogelijk, dat bepaalde F1-hybriden van petunia resistenter zijn tegen het virus. Verschillen in de symptoomontwikkeling zijn echter ook niet uit te sluiten en zouden veroorzaakt kunnen worden door premunitie als gevolg van de aanwezigheid van het manteleiwit in opnieuw geïnfecteerde cellen.  相似文献   

5.
Potato leafroll virus (PLRV) was purified fromPhysalis floridana, applying freezing, low-speed centrifuging, ammonium sulphate precipitation, clarification with chloroform and butanol, ultracentrifuging and sucrose-gradient centrifuging. Three antisera with titers from 64 to 256 were prepared, one of them being sufficiently specific to be used in the enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA).With this test PLRV could be detected reliably in the foliage of secondarily infected, glasshouse-grown potato plants of six cultivars tested, and in sprouts of four or five of them. The results indicate that ELISA may be used successfully for routine testing of foliage of glasshouse-grown potato plants.Samenvatting Aardappelbladrol, veroorzaakt door het aardappelbladrolvirus (PLRV) is reeds meer dan een eeuw in Europa bekend en is in veel landen vermoedelijk nog steeds de ernstigste virusziekte van de aardappel. De bestrijding wordt ernstig bemoeilijkt door het ontbreken van een betrouwbare toetsmethode. De callosetoets heeft als routinetoets voor het aantonen van PLRV in knollen op beperkte schaal ingang gevonden, maar is niet 100% betrouwbaar.Sinds kort is voor virussen een zeer gevoelige serologische methode beschikbaar gekonen, de enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA). Hierbij wordt het virus in plantemateriaal aangetoond door middel van een enzymreactie, waarvan de kleuromslag met het blote oog of (bij voorkeur) met een fotometer wordt afgelezen. De uitslag van de fotometer (extinctie) is een aanduiding voor de aanwezigheid van het virus. De methode lijkt bruikbaar voor routinematige toepassing. Om de bruikbaarheid voor het aardappelbladrolvirus te onderzoeken werd dit virus gezuiverd, werden antisera bereid en werden loof en spruiten van bladrolvirusvrije en-zieke aardappels onderzocht.Bij de viruszuivering uitPhysalis floridana, werd gebruik gemaakt van bevriezing, precipitatie door middel van ammoniumsulfaat, klaring met chloroform en butanol, centrifugering bij laag en hoog toerental en suikergradiëntcentrifugering. Met de viruspreparaten werden drie konijnen geïnjiceerd. De verkregen antisera bereikten titers van 64 tot 256 in de micro-precipitatietoets (Tabel 2). Eén hierven (B) was voldoende specifiek om in ELISA gebruikt te worden.Toetsingen werden uitgevoerd met blad van in een kas opgekweekte bladrolvrije en secundair geïnfecteerde aardappelplanten en met in het donker gekweekte spruiten. Tabel 1 geeft een overzicht van de getoetste rassen, de aantallen knollen, die ter kieming waren weggelegd en waarvan telkens één oog in de kas werd uitgeplant, en van de virussen waarmee ze geïnfecteerd waren. De resultaten van de toetsingen, weergegeven in de Tabellen 3 en 4, laten zien, dat het bladrolvirus betrouwbaar kan worden aangetoond in het blad van alle zes cultivars, maar in de spruiten van slechts vier of vijf, nl. Bintje, Element, Ostara, Resy en mogelijk Désirée. ELISA kan derhalve goed worden gebruikt voor het aantonen van het bladrolvirus in blad van secundair geïnfecteerde kasplanten. Of dit ook geldt voor veldplanten moet nog worden onderzocht.ELISA zal voor de Nederlandse pootgoedteelt het meest waardevol zijn wanneer met deze toets het virus in vers gerooide, slapende knollen kan worden aangetoond (nacontrole). Helaas waren zulke knollen niet beschikbaar toen we onze proeven met blad en spruiten uitvoerden.  相似文献   

6.
The immunogold-silver staining technique was developed for the light microscopical localization of viral antigen in plant tissue. Semi-thin sections of LR White-embedded plant tissue were immunologically labelled with primary antiserum and protein A-gold. Individual gold particles were covered with a silver precipitate using a physical developer. This precipitate could be seen as black spots in a conventional light microscope with brightfield and as brilliant white spots with darkfield illumination. Maximal sensitivity and low background was obtained when immunogold-labelled sections were fixed in glutaraldehyde prior to silver enhancement. Simultaneous observation of the silver coated gold label and cell morphology was achieved by epipolarization microscopy. Using this technique cowpea chlorotic mottle virus coat protein was detected in cowpea plants as function of the infection period. Virus translocation and multiplication was monitored in systemically inoculated tissue, showing viral antigen in phloem parenchyma of petiolules 6 h after systemic inoculation and subsequent spreading from the phloem to the neighbouring bundle sheath and cortex cells.Samenvatting De immunologische techniek (IGSS), waarbij complexen van antilichamen met proteïne A geadsorbeerd aan kolloïdaal goud (pAg) worden bedekt met zilver, werd met succes toegepast voor het aantonen van viraal antigeen in geïnfecteerd planteweefsel met behulp van de lichtmicroscoop. Semi-dunne plakjes weefsel werden ingebed in LR White en behandeld met antiserum tegen het cowpea chlorotic mottle virus (CCMV). Aan dit antigeen-antilichaam complex werd pAg gehecht. Vervolgens werd op de individuele gouddeeltjes zilver neersgeslagen met een ontwikkelaar bestaande uit een mensel van zilverlactaat en hydroquinone. De gouddeeltjes katalyseren de reductie van de zilverionen in oplossing tot metallisch zilver, dat neerslaat op de gouddeeltjes. Het zilverprecipitaat is waarneembaar als zwarting in een lichtmicroscoop met doorvallend licht en licht wit op bij donkerveld belichting. Maximale gevoeligheid van detectie en lage achtergrondkleuring werden bereikt door fixatie van het antigeen-antilichaam-pAg complex met glutaaraldehyde vóór de zilverkleuring.Gelijktijdige waarneming van het zilver label en de morfologie van de cellen was mogelijk door toepassing van gepolarisserd licht in een microscoop met opvallende belichting (epipolarisatiemicroscopie) in combinatie met doorvallend licht. Het zilverprecipitaat is hierbij waarneembaar als een helder blauwe kleur door de weerkaatsing en verstrooiing van het gefiltreerde gepolariseerde licht, terwijl de morfologie van de cytochemisch gekleurde cellen zichtbaar is met doorvallende belichting. Met IGSS in combinatie met epipolarisatiemicroscopie werd het CCMV gelokaliseerd in cowpea planten als functie van de infectieduur. De translocatie en vermenigvuldiging van het virus werden gevolgd in planteweefsel dat systemisch was geïnoculeerd volgens de differentiële-temperatuur-inoculatietechniek. Zes uur na systemische inoculatie werd het virus voor het eerst waargenomen in enkele floeemparenchymcellen en de infectie breidde zich daarna snel uit. Vierentwintig uur na inoculatie kon virus worden aangetoond in grote delen van het floeem, in de bundelschede en in de aangrenzende delen van de schors. Concluderend kan worden gesteld dat het virus vanuit de primaire bladeren naar de secundaire bladeren werd getransporteerd via het floeem, analoog aan het transport van assimilaten.Tot slot werden dunne plakjes geïnfecteerd weefsel, geïncubeerd met antiserum en proteïne A-goud, na zilverbehandeling vergeleken in licht-en elektronenmicroscoop.  相似文献   

7.
Samenvatting 1e De levenswijze vanCarpocapsa pomonella in appels werd voor ons land nagegaan. Daarbij bleken zich verschillen voor te doen ten opzichte van de gegevens, die uit de literatuur van andere landen bekend zijn. 2e De motjes verschijnen in het voorjaar gedurende een zeer lange periode. Een zwakke tweede generatie is experimenteel aangetoond en mogelijk komt zij ook in het vrij veld voor, voornamelijk in warme zomers en in de Zuidelijke deelen van ons land. Voor de practijk echter is zij van zeer geringe beteekenis. 3e De motjes zetten haar eieren op willekeurige plaatsen op de vruchten af en nog vaker op de bladeren. 4e De larven boren zich op willekeurige plaatsen door den zijkant van de vrucht in en veel minder vaak door den kelk. In verband hiermede wordt een bespuiting met loodarsenaat eerst ongeveer 4 à 5 weken na den bloei het meest doeltreffend geacht. 5e Onder vangbanden van geribd karton werden aanzienlijk meer rupsen gevangen dan onder die van jutezakken. Of de vangbanden hoog of laag worden aangelegd, schijnt voor ons land van minder beteekenis te zijn, al is het niet uitgesloten, dat men onder lage vangbanden iets meer vangt. 6e De sluipwespPristomerus vulnerator is voor ons land als larve-parasiet vastgesteld.  相似文献   

8.
Summary Early-browning virus (EBV) and tobacco rattle virus (RV) show similarities in many of their properties, although there are also some distinct differences (Bos & van der Want, 1962). Serological experiments carried out by the present author showed that EBV and RV are distantly related. Because of the difference in the normal lengths of their particles they have to be considered as separate viruses. It is suggested that they be regarded as members of one group.Samenvatting Vroege verbruining, een virusziekte bij erwten, is uitvoerig onderzocht doorBos & van der Want (1962). Uit hun onderzoek is gebleken dat de verwekker van deze ziekte, het vroege-verbruiningsvirus (EBV), veel overeenkomst vertoont met het ratelvirus van tabak (RV). Beide virussen hebben dezelfde deeltjesvorm, maar ze verschillen in lengte (EBV 105 en 210 m en RV 70 en 180 m). Beide gaan met de grond over en komen overeen wat betreft hun eigenschappenin vitro. Ook wat hun uitwerking op waardplanten betreft lijken ze, met uitzondering van enkele karakteristieke verschillen, veel op elkaar. Het duidelijke verschil in deeltjeslengte geeft aan, dat er verschillende virussen in het spel zijn. Het leek echter niet uitgesloten, dat ze toch in zekere mate verwant zouden zijn. Om deze mogelijkheid na te gaan werd uitvoerig serologisch onderzoek verricht. Met behulp van antisera met titers van ca. 1/128 kon geen verwantschap worden aangetoond (tabel 1). Daarom werden sterkere antisera bereid. Hiertoe werden EBV en RV vermeerderd opNicotiana rustica L. en gezuiverd volgens een enigszins gewijzigde methode vanWetter (1960).Door het toepassen van een combinatie van intraveneuze en intramusculaire injecties werden zeer sterke antisera verkregen. Met behulp daarvan werden beide virussen opnieuw getoetst. Als controle diende aardappel-X-virus (PVX), dat op dezelfde wijze was vermeerderd en gezuiverd als het EBV en het RV. De resultaten van deze proef zijn vermeld in tabel 2. Daar er nog een zwakke reactie met de controle optrad, werden de antisera verzadigd en werd de proef herhaald. De resultaten hiervan zijn weergegeven in tabel 3. Met de controle trad toen geen reactie meer op, terwijl EBV en RV nog duidelijk met elkaars antisera reageerden. Daar zowel een wederzijdse besmetting van EBV en RV als een gemeenschappelijke besmetting met een ander virus was uitgesloten, kunnen we concluderen, dat EBV en RV verwante virussen zijn. Naar analogie van wat door Duitse onderzoekers voor andere virussen is gevonden, kunnen we ook hier spreken van afzonderlijke virussen, die waarschijnlijk in eenzelfde groep ondergebracht kunnen worden.In het algemeen zijn in de tabellen slechts die antigeenverdunningen weergegeven, waarbij een maximale antiserumtiter werd gevonden. Wanneer geen bepaalde verdunning is aangegeven, betekent dit dat geen enkele verdunning reageerde.  相似文献   

9.
Summary The comparative efficacy of a number of fungicides was tested on the conidia ofGloeosporium fructigenum Berk. f.chromogenum Gorter, the cause of olive anthracnose in South Africa. The tests were based on the slide-germination technique recommended by the American Phytopathological Society and modified to suit local conditions. It was necessary to use a stimulant to encourage germination.The tests showed that cuprous oxide was slightly better than Bordeaux mixture but that copper oxychloride and zineb were not as good. Captan and dichlone were appreciably more effective than Bordeaux mixture. Ferbam was the most effective of all the fungicides tested.Samenvatting Wegens de moeilijkheden welke bij praktijkproeven voor het gelijktijdig vergelijken van een aantal fungicide spuitmiddelen in plaatselijke boomgaarden van olijen ondervonden worden, werd de doeltreffendheid van enkele nieuwere koper- en organische schimmeldodende preparaten voor het bestrijden vanGloeosporium fructigenum Berk. fchromogenum Gorter, de oorzaak van de olijf-anthracnose in Zuid-Afrika, in sporekiemingsproeven bestudeerd.De gevolgde techniek was met enkele wijzigingen gebaseerd op een door de Amerikaanse Fytopathologische Vereniging aanbevolen methode. In plaats van gewone objectglazen werden echter vierkante glasplaatjes gebruikt, waarop naast elkaar drie objectglaasjes, elk van twee uithollingen voorzien, met canadabalsem vastgekleefd waren. Om van een goede en gelijkmatige ontkieming van de sporen verzekerd te zijn, was het noodzakelijk een stimulans toe te voegen, waarvoor een oplossing werd gekozen die voorGlomerella cingulata doeltreffend was bevonden. Waarnemingen over de ontkieming werden na een tijdsduur van acht uren verricht om te voorkomen dat de vorming van secundaire sporen het kiemingsbeeld vertroebelden.Drie koperpreparaten en vijf organische fungiciden werden aan de toets onderworpen. De verkregen resultaten zijn af te lezen uit tabel 1. Hoewel het verschil in reactie tussen de drie koperverbindingen gering is, werd er toch een duidelijke aanwijzing gevonden, dat cupro-oxide iets sterker en koper-oxychloride iets zwakker op de sporen inwerkt dan Bordeauxse pap. Bij de dithiocarbamaten deden zich echter opvallender verschillen voor. Zo bleek ferbam een uiterst effectief middel om de sporekieming bijG. fructigenum f.chromogenum te onderdrukken en is het zelfs het meest toxische van alle onderzochte preparaten. De maneb- en zineb-preparaten waren veel minder effectief; zineb reageerde zelfs zwakker dan Bordeauxse pap. Captan en dichlone daarentegen onderdrukten de kieming weer veel sterker dan Bordeauxse pap, maar niet zo effectief als ferbam.Van de onderzochte preparaten komen dus alleen ferbam, captan en dichlone in aanmerking voor verdere praktijkproeven om de anthracnose van olijven te bestrijden.  相似文献   

10.
Samenvatting Het genoom van het cassava latent virus (CLV), een geminivirus, bestaat uit twee cirkelvormige, enkelstrengige DNA-moleculen nl. DNA 1 (2,78 kb) en DNA 2 (2,72 kb). DNA, verkregen uitNicotiana benthamiana-planten, die mechanisch waren geïnoculeerd met sap van natuurlijk geïnfecteerde cassaveplanten, bevat naast het enkelstrengige genoom-DNA en de corresponderende open, lineaire en via covalent-bindingen gesloten cirkelvormige, extra-getwiste, dubbelstrengige vormen, een enkelstrengig DNA, dat kleiner is dan het genoom-DNA (c. 1,3 kb). Van dit DNA is aangetoond, dat het fungeert als een defect DNA. Het kleinere DNA interfereert met de functies van het genoom-DNA waardoor de plant minder hevige ziektebeelden gaat vertonen. Het was echter nog niet bekend of dezelfde DNA-vormen in het veld voorkomen in natuurlijk geïnfecteerde cassaveplanten met mozaïeksymptomen. In het hier beschreven onderzoek is aangetoond, dat de DNA-vormen in natuurlijk geïnfecteerde cassaveplanten overeenkomen met die in kunstmatig met het CLV geïnfecteerdeN. benthamiana-planten. De hoeveelheid DNA, kleiner dan het genoom, wordt echter sterk verhoogd door passage van het virus van cassave naarN. benthamiana. De mogelijkheid, dat de hoeveelheid van het DNA, kleiner dan het genoom, in mozaïek-vertonende cassaveplanten gecorreleerd is met de mate van symptoomexpressie wordt besproken.  相似文献   

11.
Samenvatting In de zomer van 1980 gaf in een aantal gevallen het systemische fungicide metalaxyl een zeer onvoldoende werking te zien tegen de aardappelziekte.Phytophthora infestans-isolaten die uit de desbetreffende percelen werden verkregen vertoonden in een drijftoets een zeer geringe gevoeligheid voor het fungicide in vergelijking met isolaten uit percelen waar gebruik werd gemaakt van maneb/fentin-acetaat combinaties en waarin nagenoeg geen aantasting voorkwam.De oorzaak van de onvoldoende werking van metalaxyl moet worden gezocht in het ontstaan van metalaxyl-resistente stammen in de populatie, die als gevolg van de voor de aardappelziekte geschikte weersomstandigheden en de veelvuldige toepassing van alleen metalaxyl zich ongebreideld konden vermenigvuldigen.Metalaxyl-resistentie kwam voor in verschillende fysio's. Dit wijst erop dat de resistentie op meerdere plaatsen is ontstaan. Opmerkelijk was dat éé van de resistente fysio's nooit eerder in Nederland was geisoleerd.  相似文献   

12.
Soil fumigations with metam-sodium in the field were simulated with computation models. The results were expressed in the concentration-time product (dose) for methyl isothiocyanate, the active conversion product of metam-sodium.Adequate nematode control with peaty soils will be difficult as a result of the greater extent of adsorption and dilution, and seems only possible under somewhat drier soil conditions. Injection as a line gives less favourable dose patterns than injection as a plane, particularly with the wider shank spacings and when soil is not pre-cultivated to injection depth.The duration of the period with after-effects may range from a few weeks to several months. Soil temperature is the main factor in this respect, which is related to the predominance of methyl isothiocyanate decomposition as compared with the other decay processes.Samenvatting De combinatie van rekenmodellen met basisgegevens over diffusie, verdeling over de fasen en afbraak maakt het mogelijk voorspellingen te doen over het afzonderlijke effect van elk der belangrijke factoren bij grondontsmetting met metam-natrium. De effectiviteit werd vergeleken aan de hand van de concentratie-tijd produkten van het actieve omzettingsprodukt methyl isothiocyanaat.In een simulatie serie werd de factor organische-stof gehalte van de grond gevariëerd. Daarbij bleek dat het moeilijk zal zijn om bij venige zandgronden (dalgronden) een voldoende bestrijding van nematoden te bereiken (Fig. 1). Het beste effect is nog te verwachten onder wat drogere bodemomstandigheden.Gesimuleerd werd ook de injectie van metam-natrium als lijn, zoals dat bij tandinjectie voorkomt. De positie van de iso-dosis lijnen werd vergeleken met de positie bij injectie als een vlak met een schaar- of ploeg-injecteur (Fig. 2 en 3). Vooral bij een ruime tandafstand en het weglaten van voorbewerking tot de injectiediepte is het dosispatroon bij tandinjectie ongunstiger.De duur van de periode met nawerking kan variëren van enkele weken tot verscheidene maanden. Het vochtgehalte van de grond heeft hierop enige invloed. De belangrijkste factor is hier echter de bodemtemperatuur (Fig. 4 en 5), omdat de afbraak van methyl isothiocyanaat bij hogere temperaturen aanzienlijk sneller verloopt. Naast de afbraak als belangrijkste verdwijningsproces, is er ook nog wat vervluchtiging aan het bodemoppervlak. De diffusie naar diepere lagen is uiterst beperkt, maar er moet wel rekening worden gehouden met de kans op uitspoelen onder natte en koude omstandigheden. Ook met het oog op de nevenwerkingen moet gestreefd worden naar een zo vroeg mogelijke toepassing in de zomer of in het begin van de herfst.  相似文献   

13.
Lily symptomless virus (LSV) was purified by clarification with chloroform, precipitation with polyethylene glycol and NaCl, and differential centrifugation. The influence of the source material and some buffers on virus yields were determined.Antisera were prepared against intact and pyrrolidine degraded LSV. It was concluded that intact and degraded LSV have very few antigenic determinants in common or none at all. The sensitivities of the micro-precipitin test and the single immunodiffusion drop test were about the same, but lower than that of electron microscopy.In the testing of lilies for LSV the most reliable results in leaves were obtained during the period from two weeks after flowering until close to the end of the growing season, and in leaves growing at a level about one-fourth of the distance from the top of the stem. In contrast to secondary infections, primary infections were detected more successfully in stored bulbs than in leaves taken from plants in the preceding growing season.In the testing of tulips, LSV was detected better in flowers than in leaves. Detection of primary infections was almost impossible. Except for those with a pink flower, experimentally infected tulips remained symptomless.Samenvatting Het symptoomloos lelievirus (LSV) were gezuiverd door klaring met chloroform, precipitatie met polyethyleenglycol en NaCl en differentieel centrifugeren. Het effect van het uitgangsmateriaal en enkele buffers op de virusopbrengst werd nagegaan.Antisera werden bereid tegen intact en met pyrrolidine afgebroken LSV. Geconcludeerd were dat intact en afgebroken LSV geen of slechts enkele antigene determinanten gemeenschappelijk hebben.De gevoeligheid van de microprecipitatietoets en de enkele immuno-diffusiedruppeltoets is ongeveer gelijk. Met het elektronenmicroscoop kunnen echter lagere virusconcentraties worden aangetoond.Het toetsen van lelies op LSV gaf de betrouwbaarste resultaten met bladeren die op ongeveer driekwart hoogte van de stengel groeien en in de periode tussen 2 weken na de bloei en vrijwel het einde van het groeiseizoen worden geplukt. Primaire infecties konden, in tegenstelling tot secundaire infecties, beter worden vastgesteld aan bolmateriaal tijdens de bewaring dan aan bladeren in het voorafgaande groeiseizoen.Bij het toetsen van tulpen werd het LSV met grotere zekerheid vastgesteld in bloemen dan in bladeren. Het vaststellen van primaire infecties was bijna niet mogelijk. Na infectie van tulpen met LSV vertoonden alleen die met een rose bloemkleur symptomen.  相似文献   

14.
Samenvatting Naar aanleiding van literatuurgegevens werd de invloed van koper en zink op het optreden van aardappelschurft nagegaan. Daarbij werd gebruik gemaakt van een mengsel van zilverzand en perlite, beide zinkvrije materialen, terwijl koper alleen in perlite aangetoond kon worden in een hoeveelheid van 1 ppm. Een schurftisolatie van het IPO werd door deze kunstmatige grond gemengd. Een bepaalde hoeveelheid van beide metalen werd a1 of niet eens per week met de voedingsvloeistof gegeven.Aan het einde van de potproef werden door middel van de verdunningsmethode de aantallen S.scabies in de potten bepaald. De resultaten van de proef zijn in tabel 1 weergegeven.De invloed van zink was niet belangrijk; koper gaf daarentegen een duidelijke reductie van de schurftaantasting, maar tevens bij hoge concentratie een slechte wortelontwikkeling. Gezien de dichtheid van het organisme in het substraat is er sprake van een directe invloed van het koper op het pathogeen.Het resultaat van deze proef maakt het waard om koper op grotere schaal als schurftbestrijdingsmiddel te beproeven. Het fytotoxisch effect kan daarbij misschien vermeden worden door het enige tijd v66r het planten toe te passen.  相似文献   

15.
Enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA) with alkaline phosphatase successfully detected potato virus S (PVS) and potato virus M (PVM) in secondarily infected tubers of some Dutch potato cultivars. Extinction was higher for PVS than for PVM but values for both declined slightly within 8 weeks of lifting and it is suggested that testing be carried out within this period. Values (A405) of ELISA reactions between healthy and infected tubers were statistically significant and storage at 4° or 20°C had no effect on detectability of the viruses.Samenvatting Aardappelvirus S kon zowel in knollen van oogst 1978, die gedurende 49 weken bij 4°C waren bewaard en waarvan de kiemrust reeds was verbroken, als in knollen van oogst 1979, die bij 4° of 20°C waren bewaard en nog in de kiemrust verkeerden, tot 8 weken na rooien betrouwbaar met ELISA worden aangetoond. Aardappelvirus M kon eveneens met ELISA betrouwbaar worden aangetoond in knollen van oogst 1979, bewaard bij 4° of 20°C, tot 8 weken na het rooien.De extinctiewaarden voor aardappelvirus S waren hoger dan die voor aardappelvirus M. De waarden voor beide virussen vertoonden een daling gedurende de onderzoekperiode (tot 8 weken na rooien). Er kon geen effect van de bewaartemperatuur (4° en 20°C) op de aantoonbaarheid van de virussen worden aangetoond. Geen verschillen werden waargenomen tussen de extinctiewaarden van het sap uit navel- en krooneinden van de knollen, die nog in de kiemrust verkeerden.Guest worker from April–September 1979 as a fellow of the International Agricultural Centre, Wageningen, the Netherlands, from the Agricultural Research Centre, Yanco, NSW 2703, Australia.  相似文献   

16.
A modified procedure for the purification of TSWV is described which consists of differential centrifugation, treatment with antiserum against sap from healthyN. rustica and density-gradient centrifugation in sucrose gradients. Centrifugation in the zonal-rotor proved efficient for processing large amounts of infected leaves.Antisera to purified TSWV were produced in rabbits. These sera reacted with healthyN. rustica sap. This reaction could be abolished by absorption with either healthyN. rustica sap or polysaccharides purified fromN. rustica. Unabsorbed sera reacted with the major TSWV structural proteins following their electrophoretic separation in polyacrylamide-gels. The positions of the precipitin lines corresponded with those of the structural proteins visualized by staining. The intensity of these lines was greatly diminished after absorption of the antisera with either healthyN. rustica sap or polysaccharides. It was concluded that the reaction of TSWV antiserum with the structural proteins is partly due to host-derived polysaccharides covalently bound to the virus proteins.Samenvatting Het bronsvlekkenvirus van de tomaat (TSWV) werd gezuiverd met een procedure die bestond uit een cyclus van differentiële centrifugering, behandeling van de virus-suspensie met antiserum tegen bestanddelen van gezonde planten (N. rustica) en dichtheidsgradiëntcentrifugering (Fig. 1 en Fig. 3). De zone rotor kon worden gebruikt wanneer grote hoeveelheden bladmateriaal werden gebruikt (Fig. 2).Twee antisera, die elk een verschillende activiteit tegen TSWV (Tabel 1, Fig. 4) hadden, werden bereid. Deze sera reageerden ook met sap en polysacchariden uitN. rustica (Fig. 6). Door verzadiging met polysacchariden werd de reactie tegen TSWV aanmerkelijk verzwakt. Analyse van de eiwitbandjes die na polyacrylamidegel-elektroforese waren gevormd, toonde aan dat de activiteit van de sera tegen de eiwitcomponenten van TSWV was gericht (Fig. 5) en dat deze activiteit na verzadiging met polysacchariden zwakker was. Uit deze reacties kan geconcludeerd worden dat polysacchariden van de waardplant aan de structurele eiwitten van TSWV zijn gebonden. Niet geabsorbeerd antiserum geeft met TSWV drie precipitatielijnen (Fig. 4), maar na absorptie met compleet virus trad nog slechts één precipitatielijntje op (Fig. 7). Mogelijk wordt dit lijntje gevormd door het nucleocapside-eiwit dat door de dissociatie van het virus vrij komt. Sera die tegen normale bestanddelen vanN. rustica zijn bereid, vormen geen zichtbare reactie met compleet virus; wel wordt er een lijntje gevormd indien het virus met guanidine-HCl wordt gedissociëerd (Fig. 8). Deze waarneming kan verklaren dat deze antisera kunnen worden gebruikt bij de zuivering van TSWV ondanks het feit dat dit virus polysacchariden uit de waardplant draagt.  相似文献   

17.
Poplar mosaic virus (PMV) was purified fromNicotiana megalosiphon orN. clevelandii and antisera with titres from 256 to 4096 were prepared. One of these was used for the detection of PMV in poplar stools with the enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA). Although ELISA was less sensitive than the infectivity test onN. megalosiphon, both tests were equally reliable when using lower leaves in July and August, and when applied to tip leaves at the end of the growing season. With both tests more infected trees were detected than with visual inspection. For PMV a particle length of 661 nm was calculated.Samenvatting Plantgoed van populier mag in Nederland alleen verhandeld worden als het goedgekeurd is door de NAKB en afkomstig is van door de NAKB gekeurde vermeerderingsvelden. Vooral in vermeerderingsvelden is het van belang dat besmette bomen in een zo vroeg mogelijk stadium verwijderd worden. De beoordeling van populieren op aanwezigheid van populieremozaïekvirus (PMV) geschiedde tot nu toe vrijwel uitsluitend visueel. Van veel virussen is echter bekend dat besmette planten vaak geen symptomen vertonen. Daarom werden in 1978 twee toetsmethoden vergeleken, zowel onderling als met de resultaten van visuele selectie. Daarbij bleek een infectietoets opNicotiana megalosiphon gevoeliger dan een recent door Clark en Adams (1977) beschreven serologische methode (enzyme-linked immunosorbent assay: ELISA). Beide toetsmethoden zijn echter even betrouwbaar als de toetsingen worden uitgevoerd in juli en augustus met de onderste en middelste bladeren van jonge eenjarige scheuten, of in begin oktober met de topbladeren. Met beide toetsen werden belangrijk meer besmette planten gevonden dan met visuele beoordeling. Daar men niet, zoals bij de uitvoering van de infectietoets, over kasruimte hoeft te beschikken, kunnen met ELISA grote aantallen monsters per seizoen worden getoetst. De ELISA methode verdient daarom de voorkeur boven de infectietoets. Het voor ELISA benodigde antiserum werd verkregen door een konijn te injecteren met virus gezuiverd uitN. megalosiphon enN. clevelandii.De deeltjeslengte van PMV (Robusta LH) werd berekend op 661 nm.  相似文献   

18.
Samenvatting Uit bladeren, zowel als uit vruchten van sharka-zieke pruimebomen werd een virus overgebracht opChenopodium foetidum enNicotiana clevelandii. C. foetidum reageerde met duidelijke chlorotische of okerachtige lesies.N. clevelandii werd wel door het virus geïnfecteerd, maar bleek ongeschikt als toetsplant. Het virus werd met sap vanC. foetidum naarN. clevelandii en met de bladluisMyzus persicae vanN. clevelandii naar perzik overgebracht en terug. Zo kon worden aangetoond, dat het geïsoleerde virus het sharka virus is. Een nog niet geïdentificeerd virus kon ook van pruim opC. foetidum worden overgebracht, doch er werden geen symptomen waargenomen op de geinoculeerde bladeren.  相似文献   

19.
Stunt viroid can be detected in chrysanthemums with the polyacrylamide gelectrophoresis (PAGE) method developed by Morris and Smith (1977) for potato spindle tuber viroid. The time of sample preparation can even be shortened considerably. The reliability of the short and the complete PAGE method proved to be similar to that of the biological Mistletoe test in a parallel experiment. Combined samples can be tested in the complete PAGE method easily permitting the detection of one diseased chrysanthemum top in a total of ten.Although potato spindle tuber viroid is not known to occur in the Netherlands we searched for methods to detect possible infections. Artificial infections of tomato and potato plants and of sprouts of potato tubers could readily be detected by Morris and Smith's method. Using this method it was possible to demonstrate infections by severe and weak isolates even when not yet producing symptoms. In tomato plants the viroid could be detected four to eight days before symptoms appeared.Samenvatting Het dwergziekteviroïde (CSV) kon in chrysanten worden aangetoond met een door Morris en Smith (1977) voor het aardappelspindelknolviroïde (PSTV) ontwikkelde polyacrylamide-gelelektroforesemethode (PAGE). Het bereiden van de monsters voor elektroforese kon evenwel aanzienlijk worden vereenvoudigd. De volledige, evenals de korte PAGE-methode bleek even betrouwbaar als de biologische Mistletoe-toets. De PAGE-methode was zo gevoelig dat toepassing ervan op mengmonsters verantwoord is: één besmette top van een chrysantheplant in een totaal van tien kon nog betrouwbaar worden aangetoond.Howewel het PSTV niet in Nederland voorkomt, werden de mogelijkheden onderzocht om infecties met dit viroïde te kunnen vaststellen. Kunstmatige infecties met het viroïde in tomate- en aardappelplanten en in aardappelspruiten konden met de door Morris en Smith beschreven PAGE-methode worden aangetoond. Dit gold zowel voor sterke als voor zwakke isolaten, ook als ze geen symptomen veroorzaken. In tomaat kon met de PAGE-methode het PSTV al vier tot acht dagen vóór de symptomen verschenen worden aangetoond.  相似文献   

20.
Seedling tests and field inoculations used to measure levels of resistance to coffee berry disease (CBD) in visually selected trees are evaluated against disease levels under natural conditions (field score).A scale for disease levels in the field is provided. The seedling test is improved to make it amenable for statistical analysis.Generalized results for field score and both test methods are given together with the relationships between the tests and field scores and among the tests themselves.A difference in seedling and field resistance to the disease was observed. Results of other tests to study this difference, together with the quantitative nature of the results obtained in the tests, support the hypothesis that the resistance is of a horizontal nature.The results of the application of selection criteria based on the correlations between seedling tests, field inoculations and field score are given together with their evaluation after one year. It is concluded that visual selection combined with seedling tests and field inoculations is highly effective in identifying that part of the arabica coffee population with a high level of resistance to CBD.Samenvatting Twee toetsmethoden, te weten inoculatie van respectievelijk zaailingen en van in het veld staande bomen, werden beoordeeld op hun waarde voor verificatie van resistentie tegen koffiebesziekte in arabica koffie.Voor ziektewaarneming in het veld (veldbeoordeling) werd een schaal ontwikkeld (Tabel 1). De zaailingentoets (Van der Vossen et al., 1976) werd ten behoeve van statistische verwerkbaarheid gewijzigd.Toetsen en veldbeoordelingen werden uitgevoerd op bomen met een ver uiteenlopende gevoeligheid (Jimma) en bomen die visueel geselecteerd waren voor resistentie tegen koffiebesziekte (Gera). In Gera werden bovendien in de veldinoculatie een aantal niet geselecteerde bomen getoetst en werd de ziekte over de ongeselecteerde populatie beoordeeld. In Tabel 2 zijn de veldbeoordeling van ongeselecteerde en geselecteerde koffie met elkaar vergeleken.Aan de hand van de veldbeoordelingen en de resultaten van toetsen werden de volgende relaties opgesteld: veldinoculaties en veldbeoordeling (Tabel 3); zaailingentoets en veldbeoordeling (Tabel 4) en zaailingentoets en veldinoculatie.De in de zaailingentoets waargenomen resistenties waren niet altijd direct gecorreleerd met de resistentieniveaus waargenomen bij natuurlijke infectie en na veldinoculaties. Of deze discrepantie veroorzaakt werd door het in de zaailingentoetsen gebruikte isolaat werd nader onderzocht. In zaailingentoetsen en toetsen met afgeplukte bessen werd de aantasting van een aantal genotypen door drie isolaten en inoculum verkregen van natuurlijk geïnfecteerde bessen, vergeleken (Tabel 5 en 6). In beide gevallen waren hoofdeffecten hoog significant. Interacties waren daarentegen niet aantoonbaar.De relatie tussen de resistentie in het zaailingenstadium en die in het veld, kon beschreven worden door het materiaal te splitsen in twee groepen. In de eerste groep was een directe correlatie aanwezig terwijl deze in de tweede groep ontbrak (Tabel 7).Het kwantitatieve karakter van de resultaten van de toetsen en de veldbeoordelingen samen met het ontbreken van interacties tussen inocula en koffiegenotypen wordt beschouwd als een zeer sterke aanwijzing voor het horizontale karakter van de resistentie.Aan de hand van de relatie tussen veldbeoordelingen en de toetsen werden selectiecriteria bepaald. Het resultaat van de toepassing van deze criteria op de visueel geselecteerde bomen in Gera is gegeven in Tabel 8.Na een jaar werd aan de hand van nieuwe ziektewaarnémingen in het veld, de selectieprocedure beoordeeld (Tabel 9). De conclusie wordt getrokken dat een combinatie van visuele selectie in het veld, zaailingentoetsen en veldinoculaties zeer effectief is om dat gedeelte van een arabica koffiepopulatie op te sporen dat een hoog niveau van resistentie tegen koffiebesziekte bezit.FAO Plant Pathologist.  相似文献   

设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号